zaterdag 6 september 2008

De geschiedenis van O


(1953: Dominique Aury, Jean Paulhan en schrijver-criticus Marcel Arland.)

Yves Leterme gepiercet. Dat zou pas een boek zijn. En waarom ook niet. Het genot en zijn afwijkingen vormen voor ons een basisrecht. Zelfs ascese wordt verkocht als wellness. Hoewel het vroeger niet beter was, blijft het een eerbare zaak zich met het verleden te meten, schrijft de bittere Tacitus in zijn Annales. Sinds hij de grote klerezooi van de tweede eeuw na Christus beschreef, is er alsmaar intenser genoten en plezier gemaakt. Tout va très bien, Madame la Marquise. Die extase hebben we uiteraard te danken aan de permanente bevrijding waarvan we allen het slachtoffer zijn.

Zonder L’histoire d’O was er van onze sadomasochistische huis-, tuin- en keukencultuur geen sprake geweest. Het schandaalboek van Pauline Réage werd ooit gezien als een evergreen van de bevrijding van de bekrompen westerling. O is een mooie jonge vrouw die zichzelf volledig overgeeft aan haar minnaar, een Britse fat genaamd sir Stephen. Ze wordt naar een kasteel gevoerd in Roissy en uitvoerig gebruikt. Vooral het wanhopige einde van L’histoire d’O is echt geslaagd. O gaat ten onder aan haar onvrijheid en lijkt daarin op die andere tragische letterheld, K uit Het proces. Ook de occulte zakelijkheid waarmee Réage het misbruik van O beschrijft, is vintage Franz Kafka.

O zoals in oneindige bevrijding door onderwerping. De kerk, het corset, de sokophouder, de typemachine, de dopkaart, mes en vork. Allemaal dingen waarvan we ons hebben bevrijd. Maar de strijd gaat op aloude trotskistische wijze door. Aan wie niet voelen wil, zullen we de vrijheid democratisch opleggen. Illegalen, Franstaligen, profiteurs, humanisten, Belgen, gelovigen, demente bejaarden en al wie nog geen project heeft ingediend voor Vlaanderen in Actie. Zogoed als iedereen staat op de wachtlijst voor een menswaardige bevrijding, die bij voorbaat ook rebels, eigenzinnig en onconventioneel zal zijn. De betekenis van die adjectieven is inmiddels zo sterk veranderd, dat je dekking moet zoeken zodra iemand ze in je bijzijn hanteert. Ook het succes van L’histoire d’O berust op een interpretatiefout.

De eerste druk van L’histoire d’O (600 exemplaren) verscheen in 1954 bij de Parijse uitgever Jean-Jacques Pauvert, die toen naam maakte met het verzameld werk van Sade. Zijn tijdgenoten werden nog kwaad om een blote tiet en dus sloeg L’histoire d’O in als een bom. Het werd helemaal gezellig toen het Franse gerecht een verbod uitvaardigde om reclame te maken voor het boek – wat de stelling bevestigt dat reclamebureaus de censuur hebben vervangen. Het schandaal in de literatuur is zelden meer dan een ritueel voor goedgelovigen, zoals bij L’histoire d’O. Iedereen staarde zich blind op de porno in het boek en hield een lofzang op de intellectuele durf van de auteur. Daar zat nu net het probleem. Want wie was die auteur? Niemand wist wie zich achter het pseudoniem Pauline Réage verschool.

Men vermoedde dat L’histoire d’O een grap was van een gevestigde naam, André Gide of Raymond Queneau. Misschien was het wel de schrijver van het voorwoord bij het boek, Jean Paulhan. Die überintellectueel had tot 1940 het belangrijkste Europese literaire tijdschrift van dat moment geleid, het illustere La Nouvelle Revue Française. Hij was tevens een held van het verzet en een van de gezichten van uitgeverij Gallimard. Paulhan pestte zijn medewerkster Dominique Aury door te zeggen dat vrouwen niet in staat waren erotiek te schrijven. Aury was niet de eerste de beste. Ze had het werk van Evelyn Waugh, Virginia Woolf, F. Scott Fitzgerald en T. S. Eliot in het Frans vertaald. Voor haar literaire verdiensten werd ze opgenomen in het Légion d’honneur. Aury, die ruim twintig jaar jonger was dan Paulhan, bleef zijn maîtresse tot aan zijn dood in 1968. De liefde werd geconsumeerd in hotelkamers, ‘met de blik op het polshorloge gericht’.

In 1994 publiceerde The New Yorker een interview met een onbekende 87-jarige vrouw: Dominique Aury. Ze onthulde dat ze L’histoire d’O had geschreven als een liefdesbrief voor Paulhan. ‘Ik schreef het boek voor hem, om zijn interesse te wekken, om hem te plezieren. Ik was niet jong meer en bezat geen uitzonderlijke schoonheid. Ik moest iets anders vinden.’ Alle nog levende getuigen kwamen aan het woord in de fascinerende documentaire Writer of O (2004) van de Amerikaanse cineaste Pola Rapaport. Pauline Réage had haar ware gelaat getoond, maar Dominique Aury bleef een mysterie.

Harold Polis

(Dit stuk verscheen eerder in De Morgen van 20 augustus 2008.)

Geen opmerkingen:

Brief aan Pascal Chabot

Beste Pascal Chabot , Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aa...