dinsdag 10 februari 2009

Een dubbellezing over e-books en ambachtelijke boeken

Furl this page

Digg!

Delicious
Bookmark this on Delicious
22 februari 2009 / 11 uur
Harold Polis en Rein Ergo
Een dubbellezing over e-books en ambachtelijke boeken

Kunnen het papieren en digitale boek samen bestaan? Is het e-book een hype van voorbijgaande aard of staan we werkelijk op een keerpunt? Wat is de plaats van het ambachtelijk vervaardigde kunstenaarsboek in dat nieuwe tijdperk? Welke relevantie heeft een boek dat zich bewust buiten zijn tijd plaatst?

Harold Polis, een overtuigd uitgever van papieren meesterwerken, durft in de toekomst kijken en heeft de mond vol van e-books en e-bookreaders. Hij toont hoe het digitale boek een perfecte (en zelfs welkome) aanvulling is op de gedrukte cultuur.

Rein Ergo sluit met de uitgave van kunstenaarsboeken aan bij de ambachtelijke traditie van le livre de peintre. Hij vertelt een verhaal over begeestering en passie, over behoedzaam benaderde schoonheid.

Harold Polis (º1970) is uitgever bij Meulenhoff/Manteau, verzorgde edities van werk van Louis Paul Boon, Marnix Gijsen en Jef Geeraerts en schrijft onder meer voor De Morgen en Streven.

Rein Ergo (°1960) is de drijvende kracht achter Ergo Pers, een uitgeverij van kunstenaarsboeken waarin schrijvers en beeldende kunstenaars, zoals Claus en Alechinsky, Kouwenaar en Constant, elkaar ontmoeten.

De lezing vindt plaats in de Nottebohmzaal van de
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

Hendrik Conscienceplein 4
2000 Antwerpen

Toegang 5 euro
Gelieve te reserveren
Reserveren kan op het telefoonnummer 03 206 87 10 of via mail op consciencebibliotheek@stad.antwerpen.be

Het verlangen naar een gemeenschap


Furl this page

Digg!

Delicious
Bookmark this on Delicious
(Helmut Kohl en François Mitterand houden elkaars hand vast aan de voet van het grote knekelkasteel Douaumont, nabij Verdun, op 22 september 1984.)


‘Neen, ik durf geen uitspraken meer te doen. Dit ging mijn begripsvermogen te boven. Had iemand me een paar maanden geleden gezegd wat er met sommige banken zou gebeuren, ik had gezegd: laat u verzorgen.’
André Bergen (CEO van KBC) in Trends, 23 oktober 2008

Het aantal Cassandra’s dat het rampjaar 2008 heeft voorspeld, neemt nog elke dag toe. Als de geschiedenis toeslaat, wil iedereen daar nu eenmaal bij zijn. In een verschroeiend tempo ontaardde de Amerikaanse kredietcrisis tot een globale implosie van de financiële markten. Grote delen van de westerse wereld zitten volop in een recessie. De meest dramatische scenario’s kondigen niet alleen het failliet aan van hele bedrijfstakken en industrieën die tot op heden ‘too big to fail’ leken, maar beloven ook de ondergang van staten. IJsland vormt de bevestiging van die trieste profetie. Hongarije, Wit-Rusland en Oekraïne bereiden zich voor om ten onder te gaan. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gaf IJsland een lening van ruim 2 miljard dollar.
Hetzelfde IMF veroorzaakte in de jaren negentig wereldwijd drama’s door leningen te verstrekken in ruil voor een orthodoxe deregulering van de lokale economie: Mexico (1998), Argentinië (2001), Brazilië (1998), Rusland (1998) of Thailand (1997). De lijst is indrukwekkend pijnlijk en krijgt dramatische proporties in het revelerende Globalization and Its Discontents van Nobelprijswinnaar economie Joseph Stiglitz. In plaats van landen in ontwikkeling of in nood bij te staan met financiële middelen en expertise, heeft het IMF zich lange tijd gedragen als een blinde zeloot van de doctrine van de onzichtbare hand. Het was Adam Smith die dat klassieke begrip muntte: ‘de onzichtbare hand’ in het economische systeem zorgt ervoor dat er een zo groot mogelijke welvaart voor iedereen tot stand komt. De werkt niet altijd, zo stelt Stiglitz, zeker niet in een eerder onduidelijke economische omgeving waar de markt onvoldoende sterk is uitgebouwd. En toch legde het IMF haar doctrine op zonder rekening te houden de lokale context. Toen de Thaise baht in 1997 in elkaar stortte, duurde het niet lang eer ook de reële economie onderuitging. Intussen hadden heel wat Aziatische economieën, munten en beurzen slagzij gemaakt. IMF of geen IMF.

Destijds zat ook Singapore in het oog van de storm. Ongetwijfeld is dit voor Singaporees Kishore Mahbubani, die op dat moment een hoge diplomatieke post bekleedde, een bepalend moment geweest. Het verklaart zijn virulente kritiek op het IMF, een organisatie die aan legitimiteit inboet omdat ze onder meer geen rekening houdt met de werkelijke economische machtsverhoudingen. Het zijn de Verenigde Staten en Europa die in het IMF tot op heden de lakens uitdelen, terwijl de BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China volgens de cijfers recht hebben op meer invloed. Dat conservatisme noemt Mahbubani haast suïcidaal en surrealistisch. In De eeuw van Azië beschrijft hij hoe op wereldniveau de macht verdwijnt uit het Westen en naar het Oosten verhuist: ‘Het is ook duidelijk dat de grote denkers van dit moment, vooral die uit het Westen, klemzitten in het verleden en niet bereid of in staat zijn onder ogen te zien dat ze hun wereldbeeld moeten bijstellen. Als ze dat niet doen, zullen ze strategische fouten maken, mogelijk met rampzalige gevolgen.’
Azië, daar zit nog muziek in de handel en zijn de mensen hongerig naar vooruitgang. De stringente morele bezwaren die westerse landen opperen bij de autarkie en de dictatoriale demarches van de Chinese staat zijn achterhaald, zegt Mahbubani. Het argument dat ‘de internationale gemeenschap’ gelijkstaat met het Westen is betekenisloos, want het houdt geen rekening met de 5,6 miljard mensen die niet in het Westen wonen. De beschaving beperken tot het Rijnlandmodel houdt geen steek. Het is namelijk ook een feit dat door de communistische maakbaarheid honderden miljoenen mensen omhoog zijn gestuwd, gevoed en onderwezen. Dat Aziatische nationalisme is geen novum. Lang voor de desastreuze geldcrisis verkondigden allerhande despoten reeds dat de westerse superioriteit op los zand berustte en dat de democratie niet toepasbaar was op de Aziatische wereld. De voormalige Singaporese premier Lee Kuan Yew was een van de herauten van de zogeheten Aziatische waarden. Volgens hem zijn Aziaten meer geïnteresseerd in stabiel leiderschap dan in democratie. De rol van de overheid mocht aanzienlijk zijn. Bovendien speelden westerse dogma’s als persvrijheid, mensenrechten en individualisme geen zaligmakende rol. Mahbubani gaf die inzichten vlijtig weer in het controversiële Can Asians Think?
Afrika is een acuut voorbeeld van de toegenomen Aziatische macht. Zo pompt China massale hoeveelheden geld in Congo, in ruil voor grondstoffen. Er zijn geen morele voorwaarden verbonden aan de Chinese investeringen, in tegenstelling tot de hulp en samenwerking die België biedt. Het corrupte regime van president Kabila lijkt eerder een objectief voordeel te bieden. Mahbubani omschrijft die tendens als een ontwestersing, als de delegitimatie van het westerse gezag. Vele feiten geven hem gelijk. Na de zoveelste escalatie in Noord-Kivu opperde minister van Buitenlandse Zaken De Gucht in november het plan om Europese, en dus ook Belgische, troepen toe te voegen aan de Monuc-vredesmacht. Dat ging niet door. Het militaire contingent bestaat momenteel voor het grootste deel uit Bangladeshi, Indiërs, Pakistani en Uruguayanen, Nepalezen en Zuid-Afrikanen.
Europa levert geen kanonnenvlees, en beperkt zich in hoofdzaak tot oekazen, verontwaardiging en diplomatie. De rol van België lijkt af te stevenen op een symbolisch minimum, dat bovendien grotendeels uit vervagende herinneringen bestaat. Die ontwikkeling wordt nog kracht bijgezet door de Belgische communautaire crisis. In een niet onverdienstelijke poging aansluiting te vinden bij de cynische manipulaties van wijlen Joseph-Désiré Mobutu, die dankbaar gebruikmaakte van de tegenstellingen in de Wetstraat, gaf Joseph Kabila aan premier Yves Leterme de raad om leiderschap te tonen. Bij de eedaflegging als eerste verkozen Congolese president, op 6 december 2006, had Kabila al een voorschot op de ondergang genomen door ‘la fin de la récréation’ af te kondigen. Intussen staat zijn land alweer op de rand van een majeure regionale oorlog. België is bij het drama aanwezig als een notulant, net op het moment dat de honderdste verjaardag van het ontstaan van de voormalige kolonie wordt gevierd. Kongo-Vrijstaat ging op 15 november 1908 over in de handen van de Belgische staat. De Congolese historicus Isidore Ndaywel è Nziem, auteur van het naslagwerk Histoire générale du Congo, bestempelde in La Libre Belgique (15 november 2008) zeer zuinig de nationale grenzen en identiteit als de belangrijkste erfenis uit het koloniale tijdperk. Honderd jaar na Leopold II worden er carrières gemaakt door de Belgische grenzen te ontrafelen. De ironie van de geschiedenis in volle actie.

Nee, we weten het niet meer. We zijn ook niet meer wie we geweest zijn. Migratie, en dan vooral de illegale migratie, confronteert ons genadeloos met de zwakke punten van het systeem. Die illegale subculturen hebben een eigen netwerk met dienstverlening. Dit schimmige systeem laat het de illegalen toe om te overleven. Maar hun echte droom is een normaal leven te leiden en te integreren in de Belgische samenleving. Zolang ze echter geen verblijfsvergunning hebben is een volwaardige opname in die reguliere samenleving onmogelijk. Ze zijn gebonden aan een samenleving die hun verblijf niet erkent en dus hun rechten ter discussie stelt. Dit zogenoemde koppelingsprincipe (de volledige toegang tot de verzorgingsstaat blijft beperkt tot mensen met een legale status) vormt de kern van elke beleidsdiscussie over mensen zonder papieren.
Het is opvallend dat we beschikken over onvoldoende cijfermateriaal over de diverse aspecten van illegale immigratie. Alle auteurs van de onlangs verschenen essaybundel Grenzeloze solidariteit? pleiten voor meer onderzoek, maar ook voor een snelle en correcte asielprocedure die gebaseerd is op duidelijke criteria. Telkens weer worden er nieuwe juridische achterpoortjes gezocht om de legale status af te dwingen. Het bestaande beleid leidt tot overlevingsstrategieën, stellen Petra Heyse en Inge van Nieuwenhuyze in hun besluit bij het boek: ‘Wellicht zal elk nieuw beleid tot nieuwe strategieën leiden die hierop afgestemd zijn.’
Ook de reguliere samenleving zoekt naar overlevingsstrategieën. Het oude België, dat van het koloniale rubber en de inlandse delfstoffenindustrie, is opgehouden te bestaan. Het oude Vlaanderen, dat van de massale assemblage en productie van halfafgewerkte producten, is aan een zwanenzang bezig. Tegelijk zijn de negentiende-eeuwse demonen en illusies verdwenen. In een tijdvak dat zulke vernuftige hindernissen opwerpt voor iedereen die vooruit wil, zijn de communautaire disputen holle rituelen zonder publiek. De nationalistische drogredenen lijken elke dag meer op een incantatie van de duisternis die de vorige generaties hebben willen verjagen. Er rust een zware schuld op hen die de afgelopen twee jaar het compromis hebben weggehoond en een etnisch geïnspireerd discours hebben toegelaten.
De toekomst van de Belgische samenleving wordt, zeker in de centrumsteden, in sterke mate bepaald door burgers die niet noodzakelijk of niet in dezelfde mate behoren tot een ‘historisch gegroeide etnoculturele identiteit die mag gelden als primordiale autochtonie’. De schier wetenschappelijke definitie komt van N-VA boegbeeld Bart De Wever. Net zoals het geloof in de heropstanding van Jezus Christus voor een meerderheid van de bevolking een herinnering is geworden, heeft het nationalisme in Vlaanderen eigenlijk geen inhoud meer. Na de paarse jaren werd ook bij ons ‘la fin de la récréation’ afgekondigd, met een grote, voor sommigen finale, communautaire armworsteling als hoogtepunt. De Vlaamse instellingen bestaan echter al en werken goed, zodat de inzet van de discussie eerder administratief en logistiek gekleurd is. Als dat nationalisme is, dan een denkbeeldige variant, geen ideologie, maar een mythologie. Een herdenkingscultus van het aangedane leed, van de gebroeders Van Raemdonck tot de veroordeling van het Vlaams Blok door het Gentse Hof van Beroep. Een stichtelijk stripverhaal getekend in de weeë stijl van Joe English, met veel Keltische heldenkruisen en arrogante Franstalige officieren die Vlaamse boerenzonen, allemaal pacifisten en dichters in spe uiteraard, de dood injagen. Bij de recente 11 novemberviering aan de voet van de necropolis Douaumont greep de Franse president Nicolas Sarkozy de gelegenheid aan om alle gesneuvelden te herdenken. Na de entente van François Mitterand en Helmut Kohl in Verdun in 1984 is het uiteraard ingewikkeld geworden om nog origineel te gedenken. Maar dat is toch wat Sarkozy deed.
Sarkozy nam de talloze gefusilleerde soldaten van 1917 op in de eervolle herinnering. Een verzoening van dat gehalte is in Vlaanderen ondenkbaar, omdat we de geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen zeer selectief beleven. Nog steeds wordt door velen de Eerste Wereldoorlog misbruikt om de haat tegen de Belgische staat te legitimeren. Uit de studie van het werk van de nationalistische propagandist Clemens De Landtsheer komt zeer scherp naar voren hoe belangrijk het was na de Eerste Wereldoorlog om de cultus rond de IJzerbedevaart zo strak mogelijk te leiden. Het is mede dankzij zijn film Met Onze Jongens aan den IJzer dat de clichés zo hardnekkig zijn. Maar goed, voor De Landtsheer en zijn gelijkgestemde generatiegenoten had die manipulatie nog een betekenis.
De nationalistische mythologie is vandaag een excuus geworden van mensen die het ook niet meer weten. Want wacht, hoe zat het nu weer? Nee, dan Wallonië. Daar wordt de Eerste Wereldoorlog veeleer vergeten, een opgraving niet te na gesproken. Deze zomer nog werden in het fort van Loncin de resten van soldaten De Bruycker, Desamore, Noé, Halain en 21 niet geïdentificeerde collega’s bijgezet in de crypte. Ze waren vorig jaar ontdekt tijdens de ontmijning van het fort. Die Belgische gesneuvelden passen uiteraard ook niet bij het Vlaamse slagveldtoerisme met weekendarrangement en streekgastronomie, dat door de Vlaamse regering als vervulling van de historische plicht wordt ervaren.

Misschien is er ook een positieve kant aan de vergeetachtigheid van onze samenleving. Als we dan toch per se de verzetstrijders, de weggevoerden, de gefusilleerden, de burgerslachtoffers, de dwangarbeiders, en de Franstalige en Brusselse militairen willen vergeten, dan kunnen we misschien meteen de hele oorlog vergeten. Doe maar meteen beide oorlogen. Dan beantwoorden we misschien aan wat Mabubhani een modern continent zou noemen, een plek waar mensen de blik op de toekomst gericht houden. De enige manier om dat in Europa te bewerkstelligen is door het politieke Europa meer uitvoerende macht te geven, zodat er een daadkrachtig en gezamenlijk economisch en sociaal beleid kan worden gevoerd. Net dat kunnen we pas doen als we ons onder meer bewust blijven van de oorzaken waarom de Europese Unie is ontstaan: oorlog. En zo belanden we door een wrede speling van het lot weer bij Douaumont, de gebroeders Van Raemdonck, Aimé Fiévez en al die andere ongelukkigen. Er is in onze tijd nog steeds geen andere optie dan de wreedheden en raadsels van de twintigste eeuw zo goed mogelijk te begrijpen.
Drie dagen voor het begin van die Eerste Wereldoorlog werd de socialistische voorman Jean Jaurès vermoord in een Parijs café, omdat hij een pacifist was, een internationalist en dus een verrader van het volk. Ruim honderd jaar later lopen in heel Europa de socialistische partijen voorop in de populistische haatmars tegen de Europese Unie, die al bezig is sinds het desastreuze Franse en Nederlandse referendum in 2005. En waar socialisten nog regeren, zoals in Nederland of in Wallonië, daar nemen ze de rol op van conservatieve patriotten die de kiezer de belofte van soevereine zelfbeschikking voorhouden. Ook hier dreigt Mahbubani weer gelijk te krijgen, omdat hij het Westen, ook economisch, ziet mislukken ten gevolge van isolationisme en kortzichtigheid.
Mahbubani predikt principes, partnerschappen en pragmatisme, drie eigenschappen die bijvoorbeeld niet werden getoond tijdens de zwartste dagen van de kredietcrisis. Op enkele tijd weken ging een aanzienlijk deel van de spaarquote die de westerse vergrijzing mee moet betalen in rook op. Een dieptepunt was de afwezigheid van Europa en de dolksteek van de nationalist Wouter Bos bij de ondergang van Fortis, die in wezen een Europese bank in wording was. Het verraad van Bos, dat eigenlijk ook het einde van de Benelux betekent, is wellicht het allersterkste symbool van een Europa in nood. Straks moeten we misschien nog blij zijn dat het IMF bestaat.

Bronnen

Christiane Timmerman, Ina Lodewyckx en Yves Bocklandt (red.), Grenzeloze solidariteit? Over migratie en mensen zonder papieren, Acco, Leuven, 2008.
Kishore Mahbubani, Can Asians Think? Understanding the Divide Between East and West, Random House, New York, 2001
Kishore Mahbubani, De eeuw van Azië. Een onafwendbare mondiale machtsverschuiving, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2008.
Joseph E. Stiglitz, Globalization and Its Discontents, Norton, New York, 2003.
Roel Vande Winkel en Daniël Biltereyst, Filmen voor Vlaanderen, Roularta Books, Roeselare, 2008.

(Dit stuk verscheen eerder in Streven, januari 2009).

En dan nu een streepje romantiek


Furl this page

Digg!

Delicious
Bookmark this on Delicious
Julio Cortazar in een nis op de Pont Neuf, jaren vijftig. Toen kon een mens nog schaamteloos romantisch zijn. Cortazar kijkt even wezenloos voor zich uit als de gemartelde Chinees op die ene gruwelijke foto die Georges Bataille altijd bij zich droeg.

Brief aan Pascal Chabot

Beste Pascal Chabot , Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aa...