Paul Collier en John Kay houden een hartstochtelijk pleidooi voor een betere wereld die niet gebaseerd is op rationeel egoïsme.
Om de pandemie in te dijken, wapenen we ons met feiten, statistieken en extrapolaties, zodat we de ellende objectief te lijf kunnen gaan als rationele, calculerende individuen. Er stelt zich echter een dubbel probleem. Ondanks de stortvloed aan data, hollen we achter de feiten aan. Rationele keuzes zouden meetbaar en voorspelbaar moeten zijn. Het tegendeel is waar. Bovendien gedraagt de ideale rationele mens zich, mede onder druk van de digitalisering, als een geradicaliseerde egoïst. Althans, dat is het model dat van oudsher door marktfundamentalisten wordt verdedigd: omdat mensen rationele keuzes maken, handelen ze uit eigenbelang. De opbrengsten van dat egoïsme zouden dan iedereen ten goede komen.
De Britse econoom Paul Collier is een overtuigd tegenstander van die rationelekeuzetheorie. Als volbloed pragmaticus zweert hij bij scepticisme: de rationele mens is een illusie. Collier kan maatschappelijke banden, conflicten en verschillen onmogelijk weg redeneren. Hij wil ze inzetten voor het algemeen belang, door onder andere kapitalisme en ethiek met elkaar te verzoenen. Meer nog: een goed functionerende samenleving heeft burgers nodig met een morele identiteit, mensen die zich actief inzetten. Daarom zet Collier de aanval in op Rawls: zijn contractdenken richt zich op individuen en maakt de atomisering van de samenleving alleen maar erger.
Die kritiek op Rawls is allesbehalve nieuw. Een hele generatie politieke denkers, van Michael Sandel en Charles Taylor tot Amitai Etzioni, heeft zich afgezet tegen Rawls door het belang van sociale verbanden te benadrukken. De verschuivende verhouding tussen het individu, de gemeenschap en de staat bepaalt nu eenmaal de betekenis van de moderne samenleving. In dat opzicht ligt het debat over Rawls sinds de kredietcrisis van 2008 volledig open. Ook Paul Collier kiest 2008 als ijkpunt in zijn groot pleidooi voor een hernieuwd centrumdenken waarmee hij begon in The Future of Capitalism. Facing the New Anxieties (2018). De nieuwe breuklijnen lopen tussen stedelingen en provincialen, somewheres en anywheres, hoogopgeleiden en laaggeschoolden, insiders en outsiders. Omdat het politieke alternatief beperkt blijft tot populisme en de slaapverwekkende wedstrijd tussen links en rechts, vinden er halve volksopstanden plaats, zoals de Brexit, de verkiezing van Trump of de opmars van Europees extreemrechts. Collier stelt voor om ‘the hard centre’ te heroveren door burgers respect en waardigheid terug te geven, zowel sociaal, cultureel als economisch. Centraal staat daarbij zijn benadering van de markt: ‘Capitalism needs to be managed, not defeated.’
Collier dwaalt niet af op ‘de derde weg’ die de Europese sociaaldemocratie de ravijn in heeft geleid, integendeel. Omdat hij het marktfundamentalisme van rationele egoïsten grondig afwijst, gelooft hij ook niet dat de markt volledig de plaats kan innemen van sociale verbanden. In alle opzichten probeert Collier het werk van Adam Smith door te denken, zowel de Smith van An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations als die van The Theory of Moral Sentiments. Kapitalisme, concurrentie, innovatie en gemeenschap zijn dus geen tegengestelden, zolang de menselijke maat wordt gevolgd. Een succesvol bedrijf vormt een gemeenschap op zich, als het niet blindelings een kille aandeelhouderslogica volgt. Bedrijven en hun onderlinge competitie zijn noodzakelijke schakels in Colliers modulaire kijk op de economie. De centrale maatschappelijke rol die Collier toedicht aan grote bedrijven zal niet geringer worden. Willen we de democratie veiligstellen, dan is het wellicht zelfs nodig om bedrijven volledig te herdenken, zoals de Franse sociologe Dominique Schnapper beschrijft in het Puissante et fragile. L’entreprise en démocratie (2020).
Collier is er ook van doordrongen dat we het onszelf moeilijk hebben gemaakt door sociale verbanden voor te stellen als inwisselbare keuzes. Dat punt staat centraal in Greed is dead. Politics After Individualism (2020), geschreven in samenwerking met zijn collega en generatiegenoot John Kay. Collier en Kay houden een hartstochtelijk pleidooi voor een betere wereld die niet gebaseerd is op rationeel egoïsme. Denken over vrijheid en gelijkheid betekent voor hen leren omgaan met radicale onzekerheid en sociale cohesie. Het toegenomen individualisme belemmert de samenwerking van burgers voor het algemeen belang. Tegelijkertijd hebben politieke en economische leiders een overdreven zelfvertrouwen in de kracht van hun verklarende modellen, zoals Emmanuel Macron: ‘The combination of individual selfishness and overconfident topdown management has damaged our societies.’
Om het vertrouwen van burgers in de staat en in de politiek op te krikken, is het niet voldoende om hen geld toe te stoppen of steeds meer rechten toe te kennen. Er zijn instellingen nodig die het pluralisme zowel verdedigen als disciplineren. De overheid moet decentraliseren en het algemeen belang verdedigen, in plaats van het narcisme van de kleine verschillen te micromanagen. De representatieve uitvoerende en wetgevende macht moet hersteld worden door partijen die zelf ook representatiever zijn voor hun kiezers. En burgers moeten in die gelaagde samenleving hun verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. In de verregaande juridisering van ons leven zien Collier en Kay vooral een bron van onrechtvaardigheid en tweedracht. Een samenleving die politieke beslissingen overlaat aan de rechtbank, valt uit elkaar.
Positief recht, Kantiaans constructivisme en utilitaire hebzucht volstaan niet om de schokken in onze samenleving op te vangen. Gelukkig is er nog altijd de goede oude deugdenethiek. Collier en Kay geven in Greed is dead een belangrijke plek aan de eudaimonia van Aristoteles. Die vorm van geluk kan je bereiken door verstandig te handelen (phronesis). Wat is dat dan, het goede leven? Voor Collier en Kay is er geen twijfel mogelijk: ‘belonging’. Je verbonden voelen met mensen, met de plek waar je woont en uiteindelijk ook met jezelf. Een gezonde samenleving maakt het haar burgers mogelijk om bij te dragen aan het algemeen belang. Die deugd is voor iedereen bereikbaar, terwijl de meritocratie ons verdeelt in winnaars en verliezers.
Greed is dead is goed onderbouwd, concreet en polemisch geschreven, als een woeste opstoot van pragmatische bekeringsijver. Het boek is minder persoonlijk dan het semi-autobiografische The Future of Capitalism, waarin Collier het over zijn band met Sheffield heeft, zijn geboortestad. Greed is dead maakt ook duidelijk waarom het nooit zal boteren tussen Collier en zijn Franse collega Thomas Piketty, die hij zelfs niet vermeld. Collier verwijt Piketty diens obsessie met het belasten van eigendom, alsof elke vorm van bezit tijdelijk moet zijn. Collier vindt Piketty’s universalisme een ultra-individualistische houding. Sociale rechtvaardigheid staat voor Collier niet gelijk aan om het even welke regeling die de armsten helpt. Kortom, een nieuw decennium, een nieuwe discussie over de erfenis van Rawls en de grenzen van het liberalisme.
Harold Polis
Paul Collier & John Kay, Greed is dead. Politics After Individualism, Allan Lane, 2020. ISBN 9780241467954
Dominique et Alain Schnapper, Puissante et fragile. L’entreprise en démocratie, Odile Jacob, 2020. ISBN 9782738153692
Paul Collier, ‘How Thomas Piketty lost touch with reality’, in New Statesman van 4 maart 2020.
(Dit stuk is verschenen in Sampol, jrg.28 (2021), 2, p.66-68.)