‘Ten dode zijn wij opgeschreven, wij en onze werken.’
Horatius
Op vraag van het literair productiehuis De Wintertuin schreef ik een inleiding bij de poeziebloemlezing Nu u!
De bloemlezing wordt voorgesteld tijdens het Wintertuinfestival in Nijmegen, op zaterdag 28 november.
Een ingekorte versie van dit essay verscheen in De Groene Amsterdammer van 18 november.
Posts tonen met het label Gerard Walschap. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gerard Walschap. Alle posts tonen
donderdag 19 november 2009
dinsdag 28 juli 2009
Ora et labora (over Emiel Vliebergh)
Bookmark this on Delicious
Respect voor u en mij. Respect voor de lammen en de blinden. Respect voor de blauwvoet en de grasparkiet. Ja, zelfs respect voor de goedertieren salonkatholieken die ons gratis lessen in eerbied willen geven. Respect is nodig, want we beleven de nieuwe Middeleeuwen. Onze maatschappij is zo ontmenselijkt dat er straks geen burgers meer zullen zijn, alleen nog mineure vormen van dierlijk leven: bokken, schapen, apen, struisvogels, trekpaarden, mestkevers en af en toe een vos. En als de bokken de verkiezing winnen, wordt Vlaanderen geleid door een geit.
Het is een goed bewaard geheim dat Ivan Petrovitsj Pavlov zijn theorie van de geconditioneerde reflex heeft getest op uit Vlaanderen geïmporteerde bokken. Pavlov las hen te Sint-Petersburg voor uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs: "En nu deel ik u een mysterie mee: wij zullen niet allen sterven, maar wel allen van gedaante veranderen." De Vlaamse bokken begonnen spontaan te leviteren. Hoe kan het ook anders? In vroeger tijden waren bokken bijbelvaste wezens. De verrijzenis in onvergankelijkheid lag de bokken zo na aan het hart dat ze in eigen rangen steeds weer op zoek gingen naar heiligen. Emiel Vliebergh bijvoorbeeld. Bij zijn dood in 1925 aarzelde Lode Dosfel niet om Vliebergh met pastoor Poppe te vergelijken. "Beider sterkte was de Eucharistie", schreef Dosfel. "Beiden vereenigden hun wensch naar 'Vrede en Recht in Vlaanderen' met den eisch 'Glorie aan God'. Vlieberghs leven, zijn lijden, zijn dood, zijn hemelvaart zijn vruchtbaar voor Vlaanderen."
Aan de bijbel hebben de bokken vandaag geen enkele boodschap meer, laat staan dat ze nog weten wat er in staat of zich rekenschap geven van hun feitelijke goddeloosheid. Tot ze oog in oog komen te staan met belijders van een ander geloof. Dan is de beschaving der bokken in gevaar en luiden overal de stormklokken. Het melancholische verlangen naar heiligheid blijft bij de bokken Pavloviaans en immens. Zo volstaat de beeltenis van het trekpaard in ruste uit Vilvoorde om de speekselsecretie van de doorsnee bok te doen toenemen. Wat het trekpaard trekt en of het nog wel trekken kan, doet niet ter zake. De Vlaamse bok gaat namelijk gebukt onder een schrijnend menselijk tekort en heeft een heilige nodig om voor te knielen. Als Sint-Rita, patrones van de hopeloze gevallen, op een kieslijst zou staan, zou die lijst winnen. Dat heeft de geit goed gezien.
Ook Vliebergh is zo'n heilige geweest, een heilige duivel-doet-al. Hij bereikte het toppunt van zijn macht in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, toen er in Vlaanderen nog echt te klagen viel. Vliebergh was het prototype van de noeste werker: hoogleraar staatshuishoudkunde, strijdend katholiek, Vlaams beweger, magistraal netwerker, ondervoorzitter van de Boerenbond, voorzitter van het Davidsfonds. In 1908 werd Vliebergh ziek. De diagnose was genadeloos: multiple sclerose. De actieradius van de eens zo rusteloze Vliebergh nam stelselmatig af. Zijn aanzienlijke politieke invloed steunde steeds meer op correspondentie en audiënties. In Vlieberghs huis aan de Leuvense Waaistraat was het een komen en gaan van Vlaamse koppen die om raad en instemming bedelden bij 'het geweten van Vlaanderen', 'de heilige van Leuven'. Op het eind van zijn leven was Vliebergh een schim met mythische proporties. Door de berusting waarmee hij zijn lot had gedragen, verpersoonlijkte hij het lijdende Vlaanderen dat naar rechtvaardigheid en opstanding dorste. Die heiligheid schitterde nog feller door het ascetisme waartoe Vliebergh zich reeds voor zijn ziekte had bekeerd. Bidden en werken, veel meer deed hij niet en hij deed het bovendien op zeer kuise wijze. In zijn hagiografie beschrijft pater Salsmans - een van de jezuïeten die vruchteloos heeft getracht Gerard Walschap 'tot inkeer te brengen' - hoe dat in zijn werk ging. Als jonge dertiger besliste Vliebergh in samenspraak met zijn spirituele begeleider, de dominicaan Chrysostomus De Saegher, dat hij nooit zou trouwen. "Zoo is Vliebergh voorgoed gevestigd op de plaats en in de werkzaamheid die de Voorzienigheid voor hem bestemde."
Respect voor boer en tuinder. Respect voor ongeboren leven en van pijn verrekkende stervenden. Ja, zelfs respect voor de Dietse stam, zij het met mate. In de Waaistraat te Leuven, waar Vliebergh leefde en stierf, heeft de Boerenbond nog steeds kantoren. De heilige van Leuven was dan ook een van de oervaders van de verzuiling. Vliebergh ijverde voor een volksontwikkeling die de standenverschillen intact liet. Onderwijs, verenigingsleven of politieke actie, alles moest conform de eigenheid van de diverse beroepssectoren worden georganiseerd. En om de Vlaamse beweging weer katholiek te maken, engageerde hij zich ten volle in de katholieke drukkingsgroep Eigen Leven. Vliebergh had in 1906 een cruciaal aandeel in de oprichting van Hooger Leven, het weekblad voor ontwikkelde katholieke Vlamingen. Hetzelfde Hooger Leven nam eind jaren twintig Gerard Walschap in dienst, een redacteurschap dat faliekant afliep. Walschap hield er een viscerale afkeer van kwezelachtig geloof en kerkelijke kuiperijen aan over. Ook het literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort heeft zijn ontstaan te danken aan Vliebergh. Zeven jaar lang was hij redactiesecretaris, in een periode dat katholieke Vlaamse intelligentsia met Groot-Nederlandse ambities aansluiting zochten bij de Hollandse buren. De toenadering liep af met een sisser en staafde Vliebergh in de overtuiging dat Nederlanders en Vlamingen elkaar maar half verstonden. Het feit dat een orthodox-religieuze, antisocialistische en antiliberale technocraat als Vliebergh twee belangrijke culturele tijdschriften heeft opgericht, is een van de vele historische voorbeelden die aantonen hoe verschillend literatuur in Vlaanderen en Nederland kan functioneren. De oprichting had veel meer met politiek tout court dan met cultuurpolitiek te maken. Het was niet zozeer de taalstrijd die Vliebergh interesseerde, dan wel de vorming van een goed opgeleide elite die de Vlaamse samenleving kon vooruithelpen.
Emiel Vliebergh, een oude bok zoals ze niet meer worden gekweekt. Op zijn bureau prijkte naar verluidt deze waarschuwing: 'Ontneem geen tijd aan mensen die veel werk hebben.' Hij was er klaar voor toen het einde kwam. "Als ik sterf, ga ik mijn geluk in. Ik ga van den dood tot het leven, onthoud dit wel!" Nadat men hem het Heilig Oliesel had toegediend en de pauselijke zegen met volle aflaat had gegeven, stelde men hem voor een laatste keer de hostie te ontvangen. Vliebergh, jurist tot in de kist, weigerde. Hij had 's ochtends al gecommuniceerd. Twee keer 'Ons Heer' ontvangen op dezelfde dag, dat mag niet! Het Kerkelijk Wetboek werd erbij gehaald. Het mocht toch.
dinsdag 18 december 2007
In memoriam God (over Gerard Walschap)
(1930: Gandhi tijdens de zoutmars.)
"Hebt gij dat geschreven? Gij? [...] En uw kinderen als ze dat later lezen: vader was nondedju ne smeerlap [...]. Uw boek Adelaïde, hoor Gerard, het ligt in mijn kachel te branden." Het is februari 1930. Mahatma Gandhi bereidt zich voor op zijn geweldloze zoutmars naar Dandi. Jef Geeraerts wordt geboren. En in Westrode maakt Jan Hammenecker zich vreselijk kwaad op Gerard Walschap. Hij zal niet de eerste en zeker niet de laatste zijn.
De jonge katholieke schrijver Walschap wil de stoffige kamers van de Vlaamse letteren luchten. Er kome levenslust. Er weze waarheidsliefde. Een beetje 'kopieerlust des dagelijkschen levens' kan geen kwaad, denkt Walschap. En dus schrijft hij een roman over de zinnelijkheid en het zondebesef van Adelaïde, een wankelmoedige notarisdochter die ten onder gaat aan waanbeelden en de verstikkende sociale druk van haar kleinburgerlijk milieu. Als Emma Bovary in Brabant had gewoond, dan had ze misschien wel Adelaïde geheten.
Uiteindelijk zullen Hammenecker en Walschap weer vrede sluiten, maar het gif is verspreid. Walschap is ne rare, een heiligschenner, een pornograaf. Andere katholieken roeren de grote trom. In de kranten verschijnt er een bericht dat 75.000 kajotters het werk van Walschap verachten - uiteraard zonder te weten wat er juist in Adelaïde staat. Zijn boeken worden 'onzedelijk' geacht door de katholieke bibliotheekdienst, die een grote invloed uitoefent op het leesgedrag van de kudde. Zelfs in de parochie van zijn gezin wordt Walschap tijdens de preek de levieten gelezen. De katholieke kerk is het noorden kwijt.
Nog tragischer is dat de zondaar zelf het niet zo bedoeld heeft. In het gezegende jaar 1969 vertelt Walschap aan zijn vriend Albert Westerlinck: "Ik wilde een door en door authentieke katholieke roman schrijven, die aansloot bij de werkelijkheid van dat ogenblik. Omstreeks de dertiger jaren leek mij de huwelijksmoraal wel het meest aangewezen thema, juist omdat geen twintig procent der gelovigen toen de kerk op dat punt nog volgde." En wij maar kakelen over de perceptie, onze bewustzijnsvernauwende welvaartskwaal. Het was vroeger krak hetzelfde. En wellicht gaat het vandaag stukken beter.
Walschap keerde het geloof de rug toe. Zijn imago was dat van een iconoclast, een virulente vrijzinnige. Een afgodenhater die, soms tot op het sterfbed, discussies met vrienden voerde over het Hogere Wezen, dat voor hem niet bestond en zelfs in een homeopathische dosis of op agnostische wijze onaanvaardbaar was. In werkelijkheid was hij iemand die al schrijvend en debatterend mensen uitdaagde om hun verstand te gebruiken. Walschap heeft als bevoorrechte getuige, slachtoffer en mededader het vertrek van God uit Vlaanderen meegemaakt. Een gebeurtenis die evenveel tragiek en gemis als opluchting en bevrijding heeft opgeleverd.
Die ene gehavende foto van pastoor Hammenecker en zijn poulain Gerard Walschap toont wat voor een lange weg we op honderd jaar hebben afgelegd. Het Vlaamse dorp Londerzeel omstreeks het jaar 1914: een jongen die voorbestemd is om God en Vlaanderen te dienen, wordt geportretteerd in het gezelschap van zijn mentor, een hooggestemde priester-dichter die hem de literatuur zal binnenleiden, tot de verlossing erop volgt. De geschiedenis heeft onderweg enkele scherpe bochten genomen en is op een andere bestemming aangekomen.
Vandaag is God een passant in de Vlaamse literatuur. De paasklokken en de liefde tot Maria zijn uit de verzen verdwenen. En de razende, niet zelden wanhopige discussies die Walschap zijn leven lang heeft gevoerd, lijken op scènes uit een tijdvak dat in musea wordt tentoongesteld. Hoe boeiend die periode ook is geweest, heimwee is ongepast, zowel voor gelovigen als ongelovigen. Decennialang heeft onze samenleving, en ook de literatuur, geworsteld met een levensbeschouwelijk conflict dat levens, tijd en energie heeft vernietigd. Niemand heeft het recht om die geest weer uit de fles te halen.
De ogenschijnlijke onverschilligheid tegenover het geloof is een vooruitgang. Binnen de begrenzingen van de grondwet staat het iedereen vrij te ijveren voor meer of minder God in de samenleving. De tijd is voorbij dat een levenbeschouwelijke strekking het monopolie heeft op de heilsverwachting, het schuldbesef of de morele normen. Nochtans gaan er in Europa stemmen op om het geloof weer een prominentere plaats te geven in de samenleving. Niet zelden, zoals bij de pluralistische bevlieging van Steve Stevaert, wordt het geloof geïnstrumentaliseerd. Zo zou het geloof een middel kunnen zijn om de maatschappelijke verzuring tegen te gaan.
Ook de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid komt in het rapport 'Geloven in het publieke domein' tot het besluit dat het opbouwen van sociaal kapitaal nauw samenhangt met kerkelijkheid. In zijn De mythe van het vrije ik. Pleidooi voor een menselijke vrijheid gaat CD&V-senator Wouter Beke nog een stap verder: de moderne mens heeft zich afgekeerd van het individualisme en hunkert naar een ordelijk bestaan, een gemeenschapsleven dat per definitie gestoeld is op de erfenis van de religieuze (christelijke) moraal. "Een grote groep van mensen voelt zich pas echt vrij wanneer anderen voor hen keuzes maken." Ongeveer hetzelfde standpunt wordt gehuldigd door de populaire Franse essayist Jean Sévillia in het pas verschenen Moralement correct. Recherche valeurs désespérément. "Les bouleversements qui, depuis trente ans, se sont produits dans les mentalités produisent des conséquences dont nous sommes les victimes. Tous."
Ondanks de eerlijke verontwaardiging die mensen als Stevaert, Beke of Sévillia bindt, lijken ze zich, elk op hun manier, te verbergen achter het geloof en de religieuze ethiek. God, religiositeit en verbondenheid worden als een excuus gebruikt om acute maatschappelijke problemen te bezweren met hocus pocus.
Het is absurd om te denken dat mensen, gelovig of niet, onvrij zouden willen zijn. Het is even bevreemdend om moralistische standpunten boven de werkelijkheid te verkiezen. Senator Beke beweert bijvoorbeeld dat ons sociaal kapitaal 'verdampt', wat een moralistische en geen realistische uitspraak is. Onder meer de recente onderzoeken van Covive, een interuniversitair consortium dat de sociaaleconomische impact van de vergrijzing onder loep neemt, bewijzen dat we nog steeds veel zorgen voor elkaar. Mensen stellen hun verwachtingen bij. Individualisme staat solidariteit niet in de weg. Zo blijkt dat zorgen voor elkaar veel meer dan vroeger een oprechte keuze is en geen invulling van een contractuele plicht. We doen wat mensen altijd hebben gedaan: zich aanpassen. En als we ons Gerard Walschap herinneren - wat voor ons, geschiedenisschuwe Vlamingen, af en toe geen kwaad kan - moeten we daaraan toevoegen: blijven nadenken.
God ziet u: hier gebruikt men ook zijn verstand.
(Dit stuk verscheen eerder in De Morgen van 4 april 2007.)
Abonneren op:
Posts (Atom)
Brief aan Pascal Chabot
Beste Pascal Chabot , Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aa...
-
Bookmark this on Delicious Niets. Dat gebeurde er in het leven van de Brit W.N.P. Barbellion tussen 1908 en 1912. Zeker, hij koesterde be...
-
Op zondag 9 mei om 10.00 uur ben ik te gast bij Pat Donnez op Klara, in zijn programma Berg en Dal . Het programma kan je nadien vier weken...
-
Filosofiehuis Het Zoekend Hert organiseerde, in samenwerking met het Humanistisch verbond , een presentatie van Autonomie op 24 maart. J...