donderdag 19 augustus 2021

Brief aan Pascal Chabot

Beste Pascal Chabot,

Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aan die in de wurggreep van de efficiëntie zit, de moderne afgod aan wie we elke dag offers brengen. Het is niet uw bedoeling om op te roepen tot inefficiëntie, maar wel tot kwaliteit. Het gaat u niet om het aantal meetbare seconden in een mensenleven, maar om een betekenisvolle tijdsbeleving (en die bevindt zich voor u niet in de versnelling). Daarom beoefent u een filosofie over de tijd die u ‘qualitariste et temporisée’ noemt.

Het neologisme ‘qualitariste’ hebt u eerder uitgewerkt in het boek Traité des libres qualités (2018). Daarin pleit u ervoor om een nieuwe verhouding te vinden tussen kwaliteit en vrijheid. U noemt kwaliteit zelfs een ‘nieuwe vorm van het Goede’, met hoofdletter dus, als een verwijzing naar de levenshouding die Plato voorschreef. De metafysica van het Goede, het Ware en het Schone lijkt op een onleesbare allegorische prent die duizend-en-een keer is verfrommeld en gladgestreken, in stukken gescheurd en aan elkaar gekleefd, vergeten en verketterd, maar telkens weer wordt herontdekt. Hoe wij denken wordt nog altijd grotendeels bepaald door de manier waarop Plato zijn vorm van metafysica onder woorden heeft gebracht. De zoektocht naar de ideeën die zich boven, onder, in of achter de fysische werkelijkheid bevinden, vormt een enorme bron van kennis en speculatie. Elke vorm van metafysica maakt ook een afbraak van datzelfde metafysische bouwwerk mogelijk, zeker als je teruggrijpt naar inzichten uit de exacte wetenschap. Kant bijvoorbeeld vond in de achttiende eeuw dat ruimte en tijd a priori bestonden, dus voor onze menselijke ervaring, maar uit de relativiteitstheorie blijkt dat ruimte niet kan bestaan zonder dat je haar met iets vult. In dat opzicht zit er in uw ‘nieuwe vorm van het Goede’ altijd een ironische laag. Het Goede is niet absoluut, maar wel gebonden aan plaats en tijd. U maakt het heel duidelijk in welke context u denkt, wat de oorsprong is van de begrippen die u hanteert en hoe u betekenissen toevoegt aan al die metafysische clichés.

Het metafysisch systeemdenken botst op de exacte wetenschap. Wat niet getest kan worden, is onbruikbaar voor ons. Al wat ontsnapt aan de door experimenten getoetste waarheid van de fysica behoort tot het rijk van de speculatie. De radicalisering van het wetenschappelijke denken leidt tot een instrumentalisering van mensen en dingen. Die poging om de natuur te beheersen door er de instrumentele rede op los te laten, mondt uit in een nieuwe mythevorming: het positivisme en sciëntisme die de mens als individu buiten spel zetten. Dat is het schema dat Theodor Adorno en Max Horkheimer uitwerkten in hun Dialektik der Aufklärung – een essaybundel die alleen maar belangrijker wordt nu we de ecologische gevolgen van onze beheersingsdrang steeds scherper ervaren.

De eindeloze schakeringen van de waarheid vormen dan weer een populair argument om metafysica in te ruilen voor een als vrijheidsliefde vermomde willekeur, en blijmoedig weg te glijden in het mercantiele nihilisme dat onze wereld tekent. Omdat er geen eensluidende waarheid zou zijn, zijn alle waarheden om het even, behalve de levenshoudingen die je kan commercialiseren – die zijn uiteraard het meest waard. Er wordt bijvoorbeeld meer geld verdiend met de economie van het hardlopen dan met de verkoop van essaybundels. Maar dat verschil zegt dus niets over de betekenis van lezen of hardlopen, laat staan dat er een tegenstelling zou bestaan tussen die twee eerder prettige bezigheden. Net het samenbrengen van uiteenlopende ervaringen maakt ons leven aangenamer.

Ik weet dat u het begrip ‘qualitariste’ meer opvat als een deugd, of zelfs als een imperatief, maar mij is bij het lezen van uw teksten vooral de drang opgevallen om nieuwe alomvattende dimensies van onze moderne tijd te ontdekken. Uw nieuwsgierigheid wordt haast zelf een stijlfiguur. Avoir le temps is zo helder geschreven dat ik oprecht ontgoocheld ben dat ik maar 200 pagina’s van u heb gekregen. Met veel souplesse verweeft u (kunst)geschiedenis met filosofie. In uw associatieve, wat apodictische manier van schrijven doet u vorm en inhoud perfect samengaan. U blijft lang stilstaan bij het dubbele helix-monument dat de Russische constructivistische architect Vladimir Tatlin in 1919 ontwierp ter verheerlijking van de Derde Internationale. Het zou een immens hoge scheve spiraal worden die cirkels en lijnen organisch zou samenbrengen in een rechtopstaande mikadoworp. Het breken van klassieke esthetische vormen is een eigenschap van de vooruitgang – die u met dit boek nieuw leven tracht in te blazen. Het zou interessant zijn om, in een vervolg op Avoir le temps, te tonen hoe die constructivistische droom omstreeks de Eerste Wereldoorlog niet beperkt blijft tot Tatlin, maar kunstenaars en schrijvers uit de vier windstreken beïnvloedt. Dat brede perspectief zou tonen dat het gevoel een kind van je tijd te zijn zich nooit in een romantische afzondering voltrekt. Tijd is in dat opzicht ook een relationele ervaring.

De historische indeling van uw chronosofie bevat vier hoofdperiodes: de lotsbestemming, de vooruitgang, de hypertijd en het respijt. Het zijn tevens vier manieren van denken over tijd die tot op vandaag doorwerken, beïnvloeden en beconcurreren. Toen we in West-Europa de goddelijke betovering van de wereld nog niet hadden losgelaten, zaten we in de periode van het lot. In die antropocentrische en cyclische wereld kende de mens zijn plaats en zijn toekomst. Het is de wereld van Les Très Riches Heures du Duc de Berry, het adembenemende gotische getijdenboek dat zich integraal afspeelt onder de azuurblauwe hemelboog vol gouden sterren. Die harmonie verandert in een wedloop eens de vooruitgang goed en wel doorbreekt. De tijd slaat op hol, wordt gemechaniseerd en koloniseert het menselijk bestaan volledig. Bovendien ontstaat er een afgrijselijk verleden dat moet worden afgezworen en een glorievolle toekomst waar we allen naar moeten streven. Die ontwikkeling valt grotendeels samen met de wetenschappelijke ontwikkeling sinds de Verlichting en de opkomst van de kapitalistische globalisering. Met het begrip hypertijd verwijst u naar de simultaneïteit waarin we ons vandaag bevinden, waarbij we via technische hulpmiddelen en beeldschermen een werkelijkheid oproepen die niet fysiek bestaat. Door het wegvallen van tijdsgrenzen lijken verleden of toekomst niet meer te bestaan. Alles zit vervat in een langgerekt nu. Een laatste periodisering is volgens u die van het respijt. Door de klimaattransitie ontstaat de indruk dat er geen tijd meer is of zal zijn, dat onze voorraad tijd beperkt wordt door de afnemende levensverwachting van de planeet. We zijn eigenlijk aan het aftellen tot het allemaal achter de rug is. U gaat niet akkoord met die collapsologie, onder meer omdat ze onze nakomelingen een toekomst ontzegt en praktisch handelen uitschakelt. U wil daarentegen een creatieve invulling van de menselijke verantwoordelijkheid.

Meer nog, u bent niet tegen economische groei en pleit er onomwonden voor om een nieuwe dynamiek te vinden voor de vooruitgang. De belangrijkste reden voor dat optimisme is dat u positief tegenover technologie staat. U bent ervan overtuigd dat er een technische cultuur mogelijk is, een samenleving dus waarin de technisch-wetenschappelijke ontwikkeling een volwaardige plek vindt in de menselijke symbolische orde (die we hoofdzakelijk in taal beleven). In die vorm van denken over samenleving en techniek laat u zich inspireren door filosofen als Gilbert Simondon, de Brusselse bio-ethicus Gilbert Hottois en ongetwijfeld ook de protestantse anarchist Jacques Ellul. Mensen kortom die een heel ander pad namen dan Heidegger en zijn ‘völkisch’ getint technologisch pessimisme. Wanneer Ellul bijvoorbeeld beweerde dat het christendom eigenlijk nog moest beginnen, omdat het gebukt gaat onder verstikkende religieuze systemen, was dit inzicht een weerspiegeling van wat hij over techniek dacht: als de middelen het doel worden, gaat het fout. In plaats van de technische beheersing van de werkelijkheid te ondergaan, te verheerlijken of kritiekloos goed te praten, zoekt Ellul een positie van autonome onmacht op. Om de mens weer mens te laten worden, moet hij zich verantwoordelijk kunnen voelen voor de techniek die hij gebruikt. Daarnaast is er volgens Ellul een ethiek van onvermogen nodig: niet alles wat technisch mogelijk is, moet ook worden uitgevoerd.

Ik moest aan de terughoudendheid van Ellul denken toen ik las hoe u de synthese van uw chronosofie omschrijft: als een gelegenheid. U noemt het ‘l’occasion’. In de Griekse mythologie gaat het dan om het jongste goddelijke kind van oppergod Zeus: Kairos. Hij is de personificatie van het juiste moment om iets voor elkaar te krijgen. De grote vraag volgens u is hoe we de idee van vooruitgang verder kunnen ontwikkelen. Hoe kunnen we weer de grote poort naar de toekomst openen? De spiraal is voor u het symbool van het hergebruiken en herdenken van oude denkschema’s. In het samengaan van de lotsbestemming, de vooruitgang, de hypertijd en het respijt worden diachrone en synchrone opvattingen van tijd vermengd.

Geen enkele van de vier door u benoemde tijdsvormen zal het hopelijk halen: een meervoudige geschiedenis is het beste waarop we kunnen hopen. De vier manieren om tijd te beleven, zijn voor u ook niet gebonden aan een bepaalde periode. Het is niet omdat het dagritme van het getijdengebed uit onze wereld is verdwenen, dat we bijvoorbeeld geen nood meer zouden hebben aan geduld of geen respect meer zouden moeten hebben voor het ritme van de natuur. En dat ervaren van de seizoenen hoeft niet in tegenspraak te zijn met het ontwikkelen van een dieper begrip van de verwevenheid van ruimte en tijd, zoals de speciale relativiteitstheorie van Einstein aantoont.

Avoir le temps is een poging om de tijd te verbreden terwijl onze wereld net lijkt te versnellen. Het is u niet om het uitdiepen van de herinnering te doen, zoals Proust en zijn vele navolgers. U probeert een andere conceptuele voorstelling van de tijd zelf onder woorden te brengen. Dat kan voor velen als te idealistisch overkomen, omdat uw pluralistische kijk op tijd ook een als waarde vermomde willekeur kan zijn – of rooskleurige metafysische hocuspocus. Wat met het ontelbare aantal mensen van wie het leven geen enkele herinnering heeft achtergelaten? Het is inderdaad net door die lineaire, extreem doelmatige tijdsbeleving dat zoveel levenstijd als nutteloos wordt ervaren. Om weer vooruit te kunnen gaan, moeten we ermee ophouden een blind vertrouwen te hebben in de toekomst, schrijft u. Bij blind vertrouwen als bevlieging kan ik me wel wat inbeelden, maar niet als strategie, integendeel. Nadat het eerste deel van de catastrofale twintigste eeuw zich heeft voltrokken in oorlogsdampen en in de duisternis van een zwarte zon, was er van blind vertrouwen geen sprake meer. Adorno is een van de seismografen van die breuk . Hij vond dat zijn tijdgenoten alleen verlossing konden bereiken door een keiharde messiaanse kritiek te beoefenen. Van dat gebroken bestaan getuigen de beklemmende notities in zijn Minima moralia: ‘De splinter in het oog is het beste vergrootglas’.

Misschien zijn we die oorlogen aan het vergeten en is die herwonnen naïviteit telkens weer nodig om een Toekomst met hoofdletter te verzinnen. Of gaat het misschien om wat Jean-Luc Marion beschrijft als het herwinnen van de sterfelijkheid? Omdat we de leer van de laatste dingen beschouwen als een onnozele illusie, met de Openbaring van Johannes als een voorloper van Marvel Comics, lijkt onze tijd eeuwig door te gaan. Er lijkt geen werkbaar besef van eindigheid meer – op ondergangsfantasieën en -complotten na. Of misschien is uw wens om de tijd te verbreden een even individuele als sociale uitdaging, zoals socioloog Hartmut Rosa betoogt in zijn teksten over resonantie. Ook Rosa is een vertragingsdenker die de weg naar het goede leven zoekt door te laveren tussen consumptiedwang, afstompende eenzaamheid en technosolutionisme. Met resonantie duidt Rosa op ‘een relatie waarin het subject en de wereld antwoordend tegenover elkaar staan’. Rosa beschrijft dat je die resonantie kan vinden in je familie, de natuur, je werk, in kunst, muziek of een kerkgemeenschap (hij is zelf een fervent organist). Aan die nieuwe, helende kritische theorie, die de loden last van Adorno draaglijker maakt, hebt u een belangrijk hoofdstuk over tijd toegevoegd. Ik kijk reikhalzend uit naar het vervolg.

Met vriendelijke groet,

Harold Polis

 

Een ingekorte versie van deze tekst is op 19 augustus 2021 op de site van Rektoverso geplaatst.

donderdag 6 mei 2021

Te gast bij Berg en Dal (Klara)

Op zondag 9 mei om 10.00 uur ben ik te gast bij Pat Donnez op Klara, in zijn programma Berg en Dal.

Het programma kan je nadien vier weken herbeluisteren via de site van Klara, de Klara-app of als podcast, o.a. via Spotify.

 

Opiniestuk: Is er leven na Netflix?

Naar aanleiding van een essay van Tom Heremans in De Standaard Weekblad schreef ik voor De Standaard (13 april 2021) een opiniestuk.

Is er leven na Netflix?

Netflix is een van de economische winnaars van het corona-tijdperk. Toen de inwoners van New York, Los Angeles en Chicago vorig jaar op 20 maart aan hun lockdown begonnen, plaatste Netflix een aantal nieuwe reeksen online, waaronder de geschifte documentaire Tiger King. De reeks over de marginale dierentuineigenaar Joe Exotic werd de wereldwijde kijkcijferhit die de overwinning van Netflix bezegelde. De streamingslijter rondde in 2020 de kaap van de 200 miljoen abonnees. Afgelopen juli werd Netflix het grootste mediabedrijf ter wereld, gemeten volgens de beurswaarde. Naar eigen zeggen zal Netflix in 2021 zelfs een positieve cash flow hebben. En dat na jaren van ongebreidelde content spending. Netflix heeft zich tot nu toe zeer diep in de schulden gezet om een zo ruim mogelijke catalogus aan te bieden, door licenties te nemen (zoals Friends), te coproduceren (zoals Lupin of Undercover) of alles zelf te doen (zoals de film Uncut Gems, met de op Netflix onvermijdelijke Adam Sandler). Ook heel wat Europeanen, incluis schrijver dezes, kijken mee. Dat maakt van het Amerikaanse Netflix volgens mij nog geen behoeder van de Europese gedachte, laat staan een geestelijke erfgenaam van George Steiner, zoals Tom Heremans stelt in DS Weekblad van 10 april.

Als het om collectieve kijkervaringen gaat, hoeven we van Netflix toch niets te leren? Een groot deel van de twintigste eeuw hebben we doorgebracht in filmzalen en voor tv-schermen. Zo bestaat er wel degelijk een Europese cinema die de meesten onder ons zeer dierbaar is: van Frederico Fellini, Michael Haneke, Louis Malle, Mike Leigh en Pedro Almodovar tot de broers Dardenne en Agnès Varda. Populaire lineaire tv heeft ook zijn Europese momenten gehad, met krimi’s als Derrick of Inspector Morse, eindeloze tourritten of popprogramma’s. Bovendien komt er altijd een moment waarop tv in Europa een politieke zaak wordt. Het beste voorbeeld is Charles De Gaulle die de legendarische tv-producer Guy Lux een rechtstreeks bevel geeft om Spel zonder grenzen te maken: dat programma moest de toenadering tussen Duitsland en Frankrijk bevorderen. Ook het ontstaan van een commerciële tv-markt in Europa had een politieke goedkeuring nodig. Nu we het einde van het lineaire tv-tijdperk beleven, wordt het bord weer afgeveegd. De Europese mediabedrijven blijken dwergen in vergelijking met de Amerikaanse giganten. Om te overleven pleit Thomas Rabe, de ceo van Bertelsmann, onomwonden voor nationale kampioenen. Rabe vindt dat de Europese Unie de concurrentieregels moet versoepelen  om grotere fusies en samenwerkingen tussen Europese mediabedrijven mogelijk te maken – de tv-sector op kop.

Het succes van Netflix, dat begon als een onnozel postorderbedrijf voor dvd’s, hangt nauw samen met de mythe van Silicon Valley: de plek waar de vooruitgang zo fel lijkt te schijnen dat je soms de werkelijkheid uit het oog verliest. Reed Hastings, de medestichter en co-ceo van Netflix, beschrijft in zijn vorig jaar verschenen managementboek No rules rules (Unieboek) hoe hij de kwaliteit van zijn bedrijf opschroeft door totale eerlijkheid en openheid na te streven. Die ultracompetitiviteit lijkt me niet uitzonderlijk, wel het feit dat Netflix het heeft gehaald ondanks haar indrukwekkende schuldenberg. Intussen zijn streamingconcurrenten als Disney+ en HBO Max aan een opmars bezig. Ongetwijfeld zal HBO Max zo meteen ook rechtstreeks Europese abonnees beginnen te werven. Vanuit het standpunt van de Europese consument lijkt dit op het eerste gezicht allemaal fantastisch.

Het beklemmende algoritme van Netflix bevestigt het risico dat  Mariana Mazzucato beschrijft als ‘digitaal feodalisme’. Platformbedrijven openen hun netwerk aanvankelijk voor verrassend veel leveranciers, wat een ongekend aanbod creëert. Eens ze een dominante positie bereiken, wurgen ze de concurrentie en manipuleren ze de keuze van hun gebruikers. Naarmate mijn lockdown vorderde, viel het me op hoe mager de Netflix-catalogus werd. Cultuurpessimist George Steiner schreef dat de Verenigde Staten aan ‘creatieve amnesie’ lijden: Netflix is daar dan het beste voorbeeld van. Maar wat dan met de cinefiele streamingdienst als The Criterion Collection? Toen de Franse cineast Bertrand Tavernier vorige maand stierf, plaatste uitgerekend dat Amerikaanse platform zijn beste films meteen online. The Criterion Collection is echter niet toegankelijk voor Europese kijkers. Ik vond alleen Taverniers fantastische jazzfilm Round Midnight terug op Vimeo. Andere streamingdiensten gaven verstek. Mijn opties waren de volgende: ofwel de films van Tavernier vergeten, ofwel opnieuw fysieke dvd’s verzamelen, ofwel via iTunes elke film apart aankopen. Ik geef het voorbeeld van Tavernier omdat volgens mij de keuzemogelijkheden van de Europese consument groter moeten worden, zowel om onze cultuur als onze markt te bevorderen.

Netflix, dat geen eurocent belastingen betaalt in ons land, draagt door de Vlaamse goedkeuring van de Europese AVDM-maatregel bij tot het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Het bedrijf moet, net als andere streamingdiensten, minstens 30% Europese producties aanbieden. De Belgische federale regering werkt bovendien actief mee aan de discussies binnen de OESO die tot een digitaks moeten leiden. Een faire fiscaliteit lost echter niet alles op. We moeten zelf de brandende ambitie hebben om een zo groot mogelijk deel van de streamingmarkt te veroveren. Het welslagen van een lokaal commercieel platform als Streamz is essentieel. Bovendien is het hoog tijd dat we bilateraal (bijvoorbeeld in het Nederlandse taalgebied) of op Europees niveau alternatieve platformen oprichten voor nieuwe en oude films, reeksen, documentaires en audiovisueel archiefmateriaal: een uitgebreide versie van het intussen succesvolle Arte bijvoorbeeld. De Europese Unie en haar regeringsleiders kunnen daar perfect het initiatief toe nemen. Waarom zou de Belgische federale regering dit idee niet kunnen lanceren?

Tot nader order zijn we zelf de hoeder van de Europese gedachte.

 

Recensie op Cutting Edge

Op de cultuursite Cutting Edge verscheen er op 30 maart een recensie van mijn boek autonomie. Het boek krijgt vier sterren. Lees het stuk hier.

 

Brief aan Pascal Chabot

Beste Pascal Chabot , Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aa...