(Ach, die dekselse sociale mobiliteit! Dat waren nog eens tijden. John Cleese en the two Ronnies in hun klassieke sketch, voor het eerst uitgezonden door de BBC op 7 april 1966. In memoriam de onvolprezen Ronnie Corbet (de kleinste en de grappigste) - hij stierf eind maart.)
Vluchtelingenstromen, altijd dat besparen en acute gevoelens van achteruitgang op de koop toe. Moet dat nu echt? Hebben we oude medicijnen nodig, nieuwe pillen of voetreflexologie? En is het wel ernstig om te denken dat we het allemaal even gaan oplossen? Op zoek naar een nieuwe invulling van de edele sport Keep Buggering On, met dank aan Marcel Gauchet, Pierre Rosanvallon, Raj Chetty en toch ook een beetje Achiel Charbon.
Ze sliepen in de open lucht en wandelden deftige horecazaken binnen op zoek naar een toilet. Overal lieten ze afval achter. Ze vielen argeloze toeristen lastig die op terrasjes hun dubbel vakantiegeld zaten te verteren. Lokale middenstanders en Ratsmitgliedern zaten met de handen in het haar. Zij kregen de situatie niet onder controle. De verhalen uit Beierse provinciesteden die in de zomer van vorig jaar verschenen in de Duitse pers leken zich af te spelen in een andere wereld, eentje waar de gevestigde orde op haar kop werd gezet. Het las als het scenario voor een slechte B-film. Dat was een kantelpunt. En dan moest de grote klap nog komen. Honderdduizenden. Ineens stonden ze daar, dwingend, onafwendbaar, ongevraagd. De anderen. Wat moesten we met hen?
Maanden van heftige discussies, menselijke ellende,
verwarring en lafheid leidde tot drastische maatregelen. Wat met de anderen? Er
kwam een in geld en politieke beloftes gedrenkt ruilakkoord met de Turkse staat.
Het is op dit moment de beste optie om een begin van orde in de chaos te
brengen. Tegelijkertijd ontzegt het in alle opzichten bedenkelijke
vluchtelingenakkoord onze generatie het recht om voor de rest van onze dagen te
pochen met morele superioriteit. Meer nog, wat er de afgelopen maanden is
gebeurd – of beter: niet is gebeurd – heeft de morele ijkpunten van onze seculiere
samenleving veranderd. De naoorlogse westerse moraal was haast idyllisch. Na
het moorden, verraden, verkrachten en uitroeien van de oorlogsjaren vonden we
onze sociale atmosfeer opnieuw uit en brachten we een immense
herverdelingsmachine op gang, een van de grootste en meest succesvolle sociale
experimenten uit de geschiedenis van de mensheid. Bovendien escaleerde onze
begrijpelijke afkeer van geweld tot een schijnheilige vorm van pacifisme die
meer kwaad dan goed deed. Nu staan ze daar massaal, de anderen. En wij maar
zagen over het overheidsbeslag, de bedrijfswagens en excess profit rulings. We wilden een paradigmashift? Wel, we hebben
er een gekregen.
Het is uiteraard niet de eerste keer dat we zo’n oefening in
nederigheid ondergaan. Aan de basis van de huidige problemen ligt net de
futloosheid waarmee Europa de afgelopen jaren de conflicten aan haar grenzen
heeft beheerd. Toen we Libië bevrijdden hadden de Europese gevechtsvliegtuigen
niet eens voldoende ammunitie om de opdracht af te werken. En nadat we de boel naar
de Middeleeuwen hadden gebombardeerd, lieten we de Libiërs koken in hun vet.
Grondtroepen, nazorg, opvolging, heropbouw, investeringen: niets daarvan. De
terughoudendheid van de Amerikaanse overheid, die het Midden-Oosten niet meer
interpreteert als een cruciale bedreiging, kun je nog begrijpen. Maar de
naïviteit waarmee Europa de oorlogen voor haar deur benadert, is onvergeeflijk.
De laatste jaren hebben we wel vaker geslaapwandeld.
Nadat de Amerikaanse huizenmarkt in 2007 verpulverde en
Europese financiële industrie massale verliezen leed, werd de rekening
doorgeschoven naar de nationale overheden en vervolgens naar ons allen. In de
nasleep van die stormvloed zakte ook de Eurozone in en werden alle met spuug en
touw gedichte Europese constructiefouten gapende breuklijnen tussen landen,
sectoren, bevolkingsgroepen, generaties en inkomenscategorieën. Bij nacht en
ontij werden er maatregelen genomen om de monetaire stabiliteit te beveiligen.
Nationale parlementen speelden de rol van notaris, wat tot de grootste crisis
in het bestaan van de Europese Unie heeft geleid. Indicatoren zoals de
Eurobarometer vertellen maar een deel van het verhaal. De knik in de publieke
opinie verbergt 28 uiteenlopende discussies over de betekenis en toekomst van
het in toenemende mate stuurloze intergouvernementele Europa.
De voorstanders van een federaal Europa zijn zo goed als
onzichtbaar geworden. Jacques Delors leeft nog, maar hij zal straks herinnerd
worden door zijn landgenoten als een vreemde vogel die de Franse belangen wat
uit het oog verloor. Het is een basishouding van de Franse politiek geweest om
via de Europese cenakels de verloren grandeur na te streven. Vandaag hangt de
Franse samenleving in de touwen en viert het déclinisme hoogtij. Ze vallen over elkaar heen, de
ondergangsprofeten en doemdenkers. Marianne is vervangen door Cassandra. Te
midden van die hysterisch beleefde collectieve wanhoop zijn er enkele wakkere
zielen die de Franse depressie voldoende nauwkeurig beschrijven, zodat hun
analyse bruikbaar wordt voor andere Europeanen. Nicolas Baverez of Marcel
Gauchet, van wie Jacques Chirac midden jaren negentig het concept ‘fracture sociale’ overnam. Die laatste
beschrijft in Comprendre le malheur français hoe en waarom Frankrijk schrik heeft voor de toekomst. Pas nu, zo
stelt Gauchet, is het besef goed en wel doorgedrongen dat Frankrijk een groot
klein land blijft, ondanks alle retoriek en holle Europese gestes. Wijlen François
Mitterrand had de Fransen wijsgemaakt dat ze de politieke leiding in Europa
konden nemen, terwijl de Duitsers de economie wel op orde zouden brengen. De
verwachting dat er een sociaal Europa zou komen waar we blindelings
bevoegdheden aan konden afstaan, is verdwenen – zeker na het Franse en
Nederlandse ‘nee’ in de referenda van 2005. Terwijl de globalisering
exponentieel toenam en de beslissingsmacht van de natiestaten afkalfde, was het
vooral Frankrijk dat het moest bekopen, want net dat land had geen liberale
economische traditie. De politieke klasse, de staatsstructuur en de burgers
zelf ondervinden er bijzonder veel moeite om de realiteit onder ogen te zien en
ernaar te handelen. Gauchet volgt met die interpretatie een patroon dat hij
eerder al had geschetst in de essays in Le désenchantement du monde: daarin benadrukt hij dat we de geschiedenis van de moderne mens en
de peripetieën van de democratie moeten lezen als een langgerekt afscheid van
de religie. En wellicht is dat net iets dat wij allen opnieuw moeten leren:
afscheid nemen.
(Altijd dolle pret bij Ce soir ou jamais, hier op 8 april jongstleden, met Marcel Gauchet.)
Afscheid van de bucolische droom dat het naoorlogse Europa immuun is voor de woeste koortsaanvallen van de geschiedenis. Afscheid van de illusie dat een federale utopie volstaat om de politieke verantwoordelijkheid van de Europese lidstaten op te heffen. Afscheid nemen van de misvatting dat er vanzelf meer samenwerking tussen Europese lidstaten komt, zelfs al is die samenwerking noodzakelijk om het Europese project te redden. Afscheid nemen van de gewoonte om het belang van een impopulaire maatregel, zoals die Europese samenwerking, voor waar aan te nemen zonder haar te verdedigen en uit te voeren. Afscheid nemen van de illusie dat magisch denken in de plaats kan komen van Realpolitik. Het is een oefening die alle Europeanen van pas zal komen, zeker ook Marcel Gauchet. Zijn voorspelbaar euroscepticisme is sterk gekleurd door de overtuiging dat het Franse centralistische denken zaligmakend is. Maar als we niet de Europese Unie willen, wat dan wel? De ellende van de afgelopen maanden heeft nogmaals bewezen dat het ontbreken van een entente tussen Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië gegarandeerd miserie oplevert. Alarmsignalen te over: de diepe crisis van de Franse economie en samenleving, de feitelijke breuk in de samenwerking met Duitsland, het nieuwe Duitse wantrouwen tegen Europa of de sluipende aftocht van de Britten. Kleine landen met een open economie, zoals de Benelux, hebben echt niets te winnen bij dit bleke toekomstbeeld. Net daarom zal Europa altijd meer oplossing dan probleem blijven, alle Brusselbashen ten spijt. Die woede verdient een grondiger denkoefening.
Afscheid van de bucolische droom dat het naoorlogse Europa immuun is voor de woeste koortsaanvallen van de geschiedenis. Afscheid van de illusie dat een federale utopie volstaat om de politieke verantwoordelijkheid van de Europese lidstaten op te heffen. Afscheid nemen van de misvatting dat er vanzelf meer samenwerking tussen Europese lidstaten komt, zelfs al is die samenwerking noodzakelijk om het Europese project te redden. Afscheid nemen van de gewoonte om het belang van een impopulaire maatregel, zoals die Europese samenwerking, voor waar aan te nemen zonder haar te verdedigen en uit te voeren. Afscheid nemen van de illusie dat magisch denken in de plaats kan komen van Realpolitik. Het is een oefening die alle Europeanen van pas zal komen, zeker ook Marcel Gauchet. Zijn voorspelbaar euroscepticisme is sterk gekleurd door de overtuiging dat het Franse centralistische denken zaligmakend is. Maar als we niet de Europese Unie willen, wat dan wel? De ellende van de afgelopen maanden heeft nogmaals bewezen dat het ontbreken van een entente tussen Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië gegarandeerd miserie oplevert. Alarmsignalen te over: de diepe crisis van de Franse economie en samenleving, de feitelijke breuk in de samenwerking met Duitsland, het nieuwe Duitse wantrouwen tegen Europa of de sluipende aftocht van de Britten. Kleine landen met een open economie, zoals de Benelux, hebben echt niets te winnen bij dit bleke toekomstbeeld. Net daarom zal Europa altijd meer oplossing dan probleem blijven, alle Brusselbashen ten spijt. Die woede verdient een grondiger denkoefening.
Niet zozeer de notariële rol van de politiek heeft burgers
opstandig gemaakt, want het acquis
communautaire, het geheel van Europese verdragen, verordeningen en
richtlijnen, bestaat sinds het begin van de unie en neemt alleen maar in omvang
toe. Het heeft nooit grote beroering gewekt, tenzij bij de boeren die uit onvrede
hun melkwagens lieten leeglopen en voor de zoveelste keer in optocht de
snelwegen blokkeerden. Tot bij de stille meerderheid het besef groeide dat hun
belangen niet goed genoeg worden verdedigd. Hoewel het acquis communautaire van ons allen is, lijkt het velen een
wereldvreemd verzinsel van een regentendom dat aan het Luxemburgplein flessen Veuve
Clicquot laat knallen terwijl de man in de straat afdraagt, afziet, wordt afgezet.
En dan moest de grote klap nog komen.
Het proces van de afstandelijke, op vrijhandel gerichte Europese
politiek is al vaak gemaakt, maar ook dat van nationale verkozenen die Europa
gebruiken als zondebok. Het democratische deficit heeft evenzeer te maken met
de zwakheid van de Europese instellingen als met de degradatie van de nationale
parlementen. Onze stem gaat vaak verloren, omdat ze niet goed genoeg kan worden
gebruikt. Uiteraard kun je ook de ideologische keuze maken om de terugkeer van
de Kleinstaterei na te streven, wat
zeker tot leuke verkiezingsuitslagen leidt op voorwaarde dat er veel tremolo in
het programma zit. Maar veel meer dan een goed gevoel koop je er niet mee. We
kunnen de geografie en de geschiedenis van het continent niet veranderen. En op
het eind van de dag moet vooral de rekening kloppen.
(Pierre Rosanvallon over zijn La société des égaux - met dan aan die fantastische boekhandel in Bordeaux, librairie Mollat.)
Pierre Rosanvallon heeft in La société des égaux uitgebreid beschreven hoe we in de loop van de
vorige eeuw begrippen als plicht, verdienste, verantwoordelijkheid, autonomie
en solidariteit een andere betekenis hebben gegeven. Het beginpunt van onze moderne
wereld bevond zich in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de
bloedbaden van Ieper tot Gallipoli werden de levens van hele generaties mannen
genationaliseerd. De nog massalere Tweede Wereldoorlog versterkte het gevoel
dat er een sociale dimensie was die het individu oversteeg. Om de nieuwe
vredestijd vorm te geven, zouden we de economie en de samenleving grotendeels
ontindividualiseren. Een samenleving van individuen die hun boontjes maar
moesten doppen, werd een onlosmakelijk met elkaar verbonden groep mensen. De ‘donkere’
negentiende eeuw, die bij ons nog steeds onterecht vaak nachtmerries van
Dickensiaanse allure oproept, was gericht op persoonlijke verantwoordelijkheid.
In navolging van William Beveridge verzon elk West-Europees tegen het midden
van de twintigste eeuw een verzorgingsstaat, met vaandeldragers zoals de
commissie van Rhijn en Willem Drees, of het sociaal pact van Achiel Van Akker.
Dat waren nog eens politici: geen avonturen, maar voortbesturen!
De verzorgingsstaat regelde een collectief beheer van
individuele risico’s, door een breed opgezette sociale verzekering te
organiseren, progressieve belastingen te heffen en de markt te corrigeren –
bijvoorbeeld door een minimumloon af te spreken. In die context waren ziekte en
tegenslag gebeurtenissen die aan de controle van de individuele burger
ontsnapten. Over de partij- en landsgrenzen heen bestond er in West-Europa een
intellectuele en politieke consensus om welvaart te herverdelen. Die
overtuiging was ook ingegeven door de angst dat te veel ongelijkheid voor
sociale onrust zou zorgen. De afgelopen decennia zijn er voldoende momenten
geweest waarop we collectief konden beseffen dat de wereld van Beveridge tot
het verleden behoorde: de vergrijzing, de schuldencrisis, de voortvarende
uitbreiding van de Europese Unie. We hebben niet zelden gekozen om aan te
modderen. Tot de massale komst van de anderen. Niets heeft ons zo met de neus
op de feiten gedrukt.
Op enkele maanden tijd hebben we een duidelijk zicht
gekregen op de drie grote opties die we kunnen nemen: populisme, universalisme
en iets nieuws. De welvaartsstaat verkeert uiteraard al langer in een diepe
crisis, waarbij de sociale angst vooral is toegespitst op immigratie,
veiligheid en terreur. De toeristische frontfestijnen die bij de herdenking van
de Eerste Wereldoorlog worden ingericht, maken verrassend duidelijk hoezeer we
de lotsgemeenschap uit die tijd missen. Dat cement is verbrokkeld. Een
hernieuwd geloof in individuele verantwoordelijkheid bepaalt ons denken over de
samenleving, met de ondernemer als heraut. Ideologische revoluties liggen niet
meer in het verschiet. En we zitten slecht bij kas. Geen wonder dat de
ongelijkheid toeneemt, ook tussen landen en in Europa. De komst van de anderen
zet alleen maar scherper in de verf dat we niet meer in staat zijn om een werkbare
en breed gedeelde invulling te geven aan wat rechtvaardigheid en
gelijkwaardigheid voor ons betekenen. Zolang we daar niet toe in staat zijn,
kunnen we die rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid ook niet verdedigen of
verspreiden, laat staan in stand houden. Het is eigenlijk hetzelfde probleem
dat we ook met identiteit, cultuur en geloof ervaren. Verwarring.
Intussen werken we ijverig verder. De koers van de ECB en
onze worsteling met het inflatiepeil zijn een fikse discussie waard, maar wat
zou er gebeurd zijn als we niet hadden kunnen rekenen op een in omvang en
duurtijd ongekend stimulusprogramma? Onze economie draait en de creatieve
destructie gaat onverminderd door. Het is niet omdat we ons in een meervoudige
morele, politieke en maatschappelijke crisis bevinden dat we geen groei meer
nodig zouden hebben. We zouden de hervorming van Europa ook kunnen bekijken
vanuit het standpunt van de sociale mobiliteit, in plaats van de toegenomen
ongelijkheid. En in plaats van allen naar Thomas Piketty te kijken, die zich
tegenwoordig overigens angstwekkend dicht in de buurt van het ten dode
opgeschreven archaïsche socialisme van Martine Aubry bevindt, zouden we ook
naar economen als Raj Chetty kunnen luisteren. Die Amerikaan van Indiase
afkomst gebruikt big data om te
onderzoeken hoe het is gesteld met de kansengelijkheid in de Amerikaanse
samenleving: hoe kun je de economische vooruitzichten van kinderen uit arme
gezinnen verbeteren? Uit zijn papers blijkt hoe uitermate divers en lokaal je
een samenleving moet kunnen bekijken als je beleidsuitspraken over sociale
kwesties doet. Sociale mobiliteit blijkt volgens het onderzoek van Chetty het
meest te worden beïnvloed door drie factoren: economische groei, stabiele huwelijken
en een goed lokaal beleid.
(Raj - zeg 'Raach' - Chetty aan het woord, anno 2013.)
Blind universalisme leidt ertoe dat mensen worden weggehaald
uit hun context en hun eigenheid bij de douane moeten achterlaten. Zo creëer je
naakte individuen die de regels van de samenleving volgen, zonder te weten hoe
ze die regels moeten verklaren. Dat blinde universalisme is vaak een voorwaarde
om een sociaalliberale politiek te kunnen voeren die ons zovele goede diensten
heeft bewezen tijdens de hoogdagen van de verzorgingsstaat. Als je
gelijkwaardigheid nastreeft, kun je in de verleiding komen om mensen te ontdoen
van hun specifieke kenmerken. Nu we weer meer belang hechten aan de
persoonlijke verantwoordelijkheid, kan de blinde universalistische aanpak
leiden tot een ongezellige, onbarmhartige en genadeloze wereld waarin mensen
hun problemen maar moeten inslikken. Net dat laatste brute fenomeen – eet je
bord leeg en zwijg! – heeft er mee voor gezorgd dat in grote delen van
West-Europa, en Amerika, burgers die de trein van de vooruitgang hebben gemist (of
niemand in hun coupé willen toelaten) zich bekennen tot het populisme. Dat is
overigens een Europees exportproduct, ontworpen tijdens de globaliseringsgolf
van de late negentiende eeuw: alles wat ons beveiligt tegen het woeste
kapitalisme deugt. Ook nu weer. De krachtigste politieke stem van het moment is
het nationaal-protectionisme dat gelijkheid interpreteert als een geheel van
uitsluitingen. Het lucht op, maar er komt niets goeds van.
We hebben de kans om te zoeken naar iets nieuws, een geheel
van opvattingen waarmee we gelijkwaardigheid opnieuw correct kunnen berekenen
en tegelijkertijd een sociale betekenis kunnen geven. Zorg dat de liberale democratie,
hoe imperfect ook, meer vertrouwen dan afkeer wekt en beter dan vandaag in
staat is om conflicten op te lossen. In dat opzicht is gelijkwaardigheid een
maatstaf voor onze onderlinge verbondenheid en heeft ze meer met de structuur
van de samenleving te maken dan met de naakte individuele calculus. Pierre
Rosanvallon verwijst naar drie principes: de erkenning van de eigenheid en
waarde van een samenleving (in tegenstelling tot individualisme), de
organisatie van wederzijdsheid (in de onderlinge relatie tussen burgers), en
het opbouwen van gemeenschappelijkheid (voor de hele samenleving). Die
gelijkwaardigheid zal onvermijdelijk ook een Europese dimensie krijgen, zoals
de idee om in de Europese Unie weer een kerngroep van landen te maken die nauw
kunnen samenwerken. En misschien hangt zelfs ons geopolitiek denken ervan af:
als we onze eigen belangen niet kunnen definiëren, kunnen we ze ook niet
nastreven, delen en verdedigen. Zo bekeken zijn de warboel aan de Europese grenzen,
het morele failliet na de ruiloperatie met de Turkse staat en onze machteloze
positie tegenover de Syrische oorlog geen symptomen van de ondergang van het
Avondland, maar pijnlijke gevolgen van de transitie waarin onze welvaartsstaat
zich bevindt. Het naoorlogse herverdelingsmechanisme moet sneller, ingrijpender
en creatiever worden verbouwd dan de meesten onder ons vermoedden. Hoe en voor
wie slachten we het gemeste kalf? Alle suggesties welkom.
Harold Polis
(Dit stuk verscheen in het meinummer 2016 van Streven.)
Literatuur
Marcel
Gauchet, Le désenchantement du monde. Une histoire
politique de la réligion, Gallimard, 1985.
Marcel Gauchet, Comprendre le malheur français (in samenwerking met Eric Conan et
François Azouvi), Stock, 2016.
Nicolas Baverez, Danser sur un
volcan. Espoirs et risques du XXIème siècle, Albin Michel, 2016.
Pierre
Rosanvallon, La société des égaux,
Seuil, 2011.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten