Als Europeanen nog altijd zonder grondwet kunnen, dan is dat wellicht omdat ze zo’n grote bibliotheek hebben. Waarom dus geen reddingsplan vragen aan die 28ste lidstaat: de Republiek der Letteren?
We komen veel te kort vandaag, maar zeker geen theoretische modellen. Ze komen onze oren uit, de excelbladen, statistieken en kwantitatieve analyses. Als we ermee konden betalen, zou de staatsschuld meteen in rook opgaan. Om uit de huidige crisis te geraken, moeten er virologen zijn die vaccins ontwerpen en goede huisvaders die ons geld tellen. Ze verdienen respect, maar ook tegenstand. Hoe technischer de discussie over onze toekomst wordt, hoe meer aandacht we moeten eisen voor de mensen achter de cijfers. Er zit geen poëzie in draaitabellen. Terwijl we ook onze verbeelding nodig zullen hebben om de bikkelharde realiteit beter te begrijpen. Waarom vragen we geen reddingsplan aan de virtuele 28ste lidstaat van de Europese Unie: de Republiek der Letteren?
De mannen en vrouwen die tijdens de verlichting met elkaar correspondeerden over kunst en wetenschap vormden een absolute minderheid. Die los-vaste Europese debatclub bestaat nog altijd, maar is, net als alle instituten in onze samenleving, totaal gedesacraliseerd. Alle lezers maken intussen mee deel van uit van dit eindeloze netwerk van verwijzingen, interpretaties en ideeën.
De Republiek staat onder druk. Al heel lang is het een westerse volkssport om de dood van de cultuur af te kondigen. De sport kent weinig spelregels. Zolang je maar om ter luidst kan roepen dat de zaak om zeep is: het boek, de beschaving, de literatuur, het theater, de klassieke muziek, de roman, het onderwijs, ja zelfs het ganzenrijden in Stabroek. Het gaat allemaal naar de verdoemenis en de leescultuur is er het ergst aan toe, want die vormt de basis van de beschaving. Al wie in een complot van de elites gelooft, de ware Mao nog steeds leuk vindt of alt right-gewijs de rode pil neemt, zal de crash van de leescultuur toejuichen. Het zijn toch maar veel te moeilijke boeken en literatuur die ‘uit het andere kamp’ lijken te komen.
Voor andere mensen is de Republiek der Letteren dan weer irrelevant, omdat ze met totaal andere dingen bezig zijn. Die onverschilligheid is niet pejoratief, omdat ze allerminst nieuwsgierigheid uitsluit. Peter Sloterdijk schreef vorig jaar nog dat Europa het zou redden dankzij haar ‘energieke middelmaat’. Iedereen kan zichzelf vormen, zelf in de postliteraire samenleving waarin we zijn aanbeland. En toch is er iets veranderd.
Te veel rederijkers
De urgentie is terug. Want begrippen als leescultuur, cultuur of literatuur zijn leger dan ooit. Ze roepen daardoor een begrijpelijke moedeloosheid op. Mensen lezen onophoudelijk en massaal op schermen, maar lezen niet Don Quichot of Colson Whitehead. Literatuur is en blijft elitair. Dat was ook al zo in periodes die we vandaag idealiseren of fout interpreteren, zoals de jaren 60, toen de democratisering van het onderwijs volop bezig was en mensen plots meer tijd en geld hadden. In 1967 beschreef romanvernieuwer René Gysen de staat van de leescultuur in het literaire tijdschrift Komma: ‘Het is nochtans niet moeilijk in te zien dat aan de geringe interesse en de onnozelheid van de massa slechts in zeer beperkte mate te verhelpen is.’ Een meer elitaire uitspraak is moeilijk denkbaar, maar autodidact Gysen maakte op een onbehouwen manier wel een belangrijk punt. Moderne literatuur, net als kunst, geeft vooral ruimte aan mensen die anders en dwarser naar de werkelijkheid willen kijken. Niet meer of minder. En niet iedereen heeft daar een boodschap aan. Vanaf het moment dat je literatuur bijkomende opdrachten begint te geven, zoals het bevorderen van sociale cohesie of het verbeteren van de mens, loop je het gevaar uit de bocht te gaan. Al wie zijn verantwoordelijkheid in de samenleving opneemt, streeft ernaar om bij te dragen tot stabiliteit en voorspoed, zodat maatschappelijke problemen opgelost worden en mensen een waardig leven kunnen leiden. In een literaire roman wordt alles echter net op zijn kop gezet, worden lastige of ontluisterende vragen gesteld, en wordt geen enkele oplossing aangeboden.
Als de brede leescultuur afkalft, en wie zal dat vandaag nog durven te ontkennen, dan is dat de schuld van de digitalisering, Colson Whitehead of van de mensen die zijn meeslepende roman De ondergrondse spoorweg niet hebben gelezen. We onderschatten systematisch hoe onze consumptie van populaire cultuur en sociale media ons leven beïnvloeden. We hebben te weinig aandacht voor nieuwe sociale tegenstellingen. We ondernemen op een te klassieke manier. We hebben ons te veel als rederijkers gedragen en onze zekerheden te weinig in vraag gesteld. We hebben wellicht ook te veel en verkeerde dingen verwacht van de zelfredzaamheid van mensen – alleen genieën leren zichzelf lezen en begrijpen spontaan wat een metafoor betekent. Het zeer ingrijpende effect van al die ontwikkelingen, voor zover we ze op dit moment correct kunnen inschatten, kan je onmogelijk alleen keren met marketing, moraliserende uitspraken of economische consolidatie.
FC Cultuurbashen
De Republiek der Letteren behelst alles van basisgeletterdheid tot elitaire literatuur. Omdat het om ons allen gaat, is het noodzakelijk om de basisgeletterdheid uit te breiden, zodat we als vrije mensen kunnen blijven participeren aan de samenleving. We zullen onszelf veel grotere doelen moeten opleggen dan vandaag. Het kan dus helemaal geen kwaad dat dit debat veel meer gepolitiseerd wordt, integendeel. En laten we hopen dat we erover kunnen stemmen. Stel je voor. We kunnen het dan ook hebben over de meertaligheid waarop we prat gaan, maar die fel gekrompen is. Of over de absolute noodzaak om Nederlandstalige menswetenschappen te handhaven. En waarom wisselen we niet van gedachten over het Nederlands, dat van ons geen uitverkoren volk maakt, en onze zelfgenoegzaamheid, waardoor we steeds vaker op het knusse dorp van Asterix en Obelix lijken – maar dan zonder toverdrank. We zijn geen uitzondering in Europa.
De Republiek der Letteren zal altijd het mikpunt van anti-elitaire oprispingen zijn. De vermeende strijd van het zuivere volk tegen de corrupte intellectuele elite is een rechtstreekse aanval op de Republiek. Beide kampen kondigen om de haverklap de ondergang af van alles. Hoe banaler en passiever dat ondergangsdenken wordt beleefd, hoe meer de melancholie ons in haar verstikkende greep houdt. Laat melancholie maar een zaak blijven van knorrige aforismen, zoals die van Nicolás Gómez Dávila: ‘De literatuur sterft niet omdat niemand schrijft, maar wanneer iedereen schrijft.’ De tegenstelling tussen de anti-elitaire gezelligheidsclub FC Cultuurbashen en de Republiek der Letteren is zo goed als altijd een schijnvertoning, want de rechtgeaarde cultuurbasher bevestigt net de kracht van de Republiek.
Alle levende zielen in onze omgeving zijn kinderen van de moderniteit, ook de broeders en zusters die zich afkeren van de vooruitgang, die God in alle opzichten boven de grondwet plaatsen of die de fundamenten van de verlichting bestrijden. Andersom kan je het totaal niet eens zijn met iemand die vindt dat we wereldburgers zijn, dat er geen alternatief bestaat voor de globalisering of dat LGBTI+-rechten zo breed mogelijk moeten worden geïnterpreteerd. Bij de militante verdediging van al die aparte opvattingen wordt vandaag – o ironie – zo goed als altijd de dood van de westerse cultuur ingeroepen als argument. Het Avondland gaat zogezegd ten onder en iedereen zoekt zijn of haar favoriete schuldige.
Huawai boven Voltaire
Uiteraard staat de Europese Unie vandaag geopolitiek zwakker dan ooit tevoren. De verdeeldheid is groot en leidt tot politieke decadentie (en hopelijk niet tot tirannie omdat er altijd kapers op de kust zijn). Op een generatie tijd is de almacht van het Westerse universalisme verdwenen als sneeuw voor de zon. De Chinese overheid heeft onze waarden helemaal niet nodig om welvaart te creëren. Integendeel, uitgerekend Frankrijk wordt in Chinese propaganda verweten dat het zijn bejaarden laat sterven, alle humanisme ten spijt. Voltaire weegt lichter dan Huawei. Sinds we vluchtelingen laten rotten op Griekse eilanden waar Homerus over dichtte en Paulus passeerde, zijn we verplicht om dat humanisme van ons voor de zoveelste keer in vraag te stellen. Wat betekent het nog? Wat is het ons waard? Wie willen we zijn? We hebben het oprecht lastig met die vragen. De voormalige morele superioriteit van de Republiek der Letteren is verdwenen. Maar we stellen tenminste vragen. Meer nog, naast getrainde cultuurbashers zijn we wereldrecordhouders zeuren, zagen en doordenken, zowel individueel als in ploegverband. Het opgetelde rendement van ons kritisch denken is immens en verbindt ons over de grenzen van talen, landen en generaties heen. Het vormt de basis van een vrijheid die ons wel wat waard is. Misschien hebben Europeanen nog geen grondwet nodig omdat ze een grote bibliotheek hebben.
Van mening verschillen over de dood van de cultuur mag geen praattherapie blijven. In plaats van good practices en wetenschappelijk onderzoek te bundelen, ambitieuze sociale en onderwijsdoelen te stellen, en structuren verstandig te hervormen, lopen we dan vast in een zompige discussie over die oude, vertrouwde stervende cultuur en haar vijanden. Het zijn gouden tijden voor minnaars van het status quo en reactionaire helden. Voor elke keer dat we vandaag de hoop aanroepen als een soort prechristelijke afgod, zouden we ons drie keer mogen afvragen waarom we zo weinig moed tonen. Moed om bijvoorbeeld te beseffen dat de dood van de cultuur een waanbeeld is. Het is volstrekt onmogelijk om jezelf uit de moderniteit te lichten of om haar te defrienden. Je kan jezelf wijsmaken dat je het doet, maar zelfs die gedachte is op een fatale manier uitzonderlijk modern.
Geen leugens
Over onze tragische en extatische ervaringen, en hun bijbehorende symbolen en tekens, hebben we tekeningen, schilderijen en cinema gemaakt, literatuur geschreven, muziek gecomponeerd en rituelen bedacht. Dat is eenvoudigweg wat we doen zodra we er ruimte voor krijgen: we maken dingen en gebruiken ze om over onszelf na te denken. Als onderdanen van de Republiek der Letteren en kinderen van de moderniteit zullen we ook nu de aandrang voelen om vooruit te gaan en ons verleden te herinterpreteren. We kunnen onze herinneringen niet uitwissen. Moderne literatuur is daarom in essentie een individuele ervaring en praktijk. Al enkele honderden jaren berust Europese literatuur op intellectuele eerlijkheid, schreef George Orwell. ‘Het eerste dat we van een schrijver verwachten, is dat hij geen leugens vertelt en dat hij ons vertelt wat hij echt denkt en voelt.’ De Republiek der Letteren is een gesprek waarin je openheid van zaken geeft en andere realiteiten ontdekt. Dat is een reddingsplan op zich.
Een van de mensen die de kracht van de Republiek der Letteren op een ontroerende manier heeft beschreven, is de Duitse romanist Erich Auerbach. Hij beschouwde de hele westerse literatuur als een verslag van het alledaagse leven, van Tacitus en Augustinus tot Zola en Proust. In 1935 werd Auerbach door de nazi’s weggejaagd. Hij trok naar Istanbul en begon in de universiteitsbibliotheek te zwoegen aan zijn meesterwerk Mimesis, waarin hij toonde hoe werkelijkheid in literatuur wordt afgebeeld. Omdat het aanbod van de bibliotheek beperkt was en Auerbach geen Turks las, moest hij zich vooral op zijn geheugen beroepen. Het hoogtepunt in Mimesis is het hoofdstuk over Gustave Flaubert, waarin Auerbach haarfijn aantoont hoe Flauberts geloof in de waarheid van de taal hem toelaat om de volle breedte van de menselijke ervaringen weer te geven. Die eerlijkheid van de taal is het volstrekte tegendeel van het emotioneel exhibitionisme of de kille rationaliteit waar we vandaag mee worstelen. Flaubert komt het dichtst in de buurt van die transparantie in het korte verhaal ‘Een eenvoudige ziel’ uit de bundel Drie vertellingen. Van de kloof met het ‘brede publiek’ was Flaubert zich als een van de vaders van de moderne literatuur scherp bewust. Maar als je ‘Een eenvoudige ziel’ aandachtig leest, dan begrijp je dat de fameuze kloof altijd te overbruggen is. Literatuur gaat over ons. Wij zijn de literatuur. Of we nu willen of niet.
(Verschenen in De Standaard van 30 mei 2020.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten