maandag 10 juni 2019

Welkom terug, Thomas Hobbes



Verkiezingen in het Westen draaien uit op referenda voor of tegen ‘het systeem’ - zoals de fameuze Knokse 'onderbroekstemmer' uitbeeldde. Zijn we eraan voor de moeite? Of gaan we beter op zoek naar nieuwe vormen voor de liberale democratie? En zijn antimodernen de vijand of vormen ze een wezenlijk onderdeel van een moderniteit die zich steeds weer opnieuw tracht te definiëren? Met interventies van de profeet Maleachi, John Rawls, Jürgen Habermas, Mathieu Bock-Côté, Ray Kurzweil, Antoine Compagnon, Chantal Delsol, Alain Finkiekraut, William F. Buckley en Gore Vidal. Dit stuk uit 2017 had vandaag geschreven kunnen zijn.

Het kan altijd nog erger. Zoals in het boek Maleachi, het laatste boek van de Kleine Profeten – what’s in a name: ‘Al de hoogmoedigen, al wie boosheid bedrijft, zij allen worden stoppels, in brand gezet door de dag die gaat komen.’ De grote breuken van de afgelopen maanden, de Brexit, de mislukking van de handelsakkoorden, de verkiezing van Donald Trump, werden door sommigen bestempeld als die fameuze dag, ‘de dag die als een oven brandt’. De profetie aan Maleachi, waarvan we uiteraard totaal niet weten wie hem heeft geschreven, is er niets bij. Sinds de vijfde eeuw voor Christus lijkt er in de menselijke psyche op het eerste gezicht weinig veranderd – behalve uiteraard hier en daar enkele oppervlakkigheden die we met pillen en therapie bestrijden. Dat geldt zeker voor de keerzijde van de voorspelling in het boek Maleachi. Want voor wie de Heer der hemelmachten vreest, gaat de ‘zon van de gerechtigheid op’. Die belofte klinkt ons, modernen, als muziek in de oren. Je wint er verkiezingen mee.

Rawls en Habermas onklaar gemaakt

Wat die gerechtigheid vandaag voorstelt, is in het slechtste geval een bron van ergernis en in het beste geval een oplossing op maat. Dat is het ware dilemma van ‘het systeem’ waartoe wij allen behoren, ook zij die luid van de daken roepen dat ze tegen zijn. Hoe moeten we gerechtigheid zo organiseren dat we bereid zijn haar te aanvaarden? We kunnen uiteraard altijd verhuizen naar een nabije politiestaat: daar komt gerechtigheid uit de loop van een geweer. Dat is tenminste duidelijk, maar ook wat overdreven. Want zeg nu zelf: echte oorlogen en misdaden tegen de menselijkheid vinden toch alleen plaats in achterlijke grensgebieden? Aan die mensen geven we al geld en dekens. Wijzelf hebben uitsluitend last van milde asymmetrische conflicten, zoals cordiale Chinese overnemers, goedbedoelde Saoedische bemoeienissen en Russische schenkingen aan extreemrechts . Er zijn ook echte bomaanslagen, en per ongeluk wordt er weleens een pastoor gekeeld tijdens de mis, maar het aantal slachtoffers is verwaarloosbaar in verhouding tot het aantal verkeersdoden. Af en toe komt er zelfs een bevriend Turks politicus Belgen van Turkse origine aansporen tot landverraad. Maar met deze brave man hebben we dan ook een waterdicht en ethisch verantwoord vluchtelingenakkoord, zodat we hem zelfs vergeven dat Turkije, als enige NAVO-lid, bijna een dictatuur is geworden. (Over het lot van Oosterse christenen gaan we zwijgen, want als ze nog bestaan, dan is het hun eigen schuld. Bovendien weten we sinds de mislukte Europese Grondwet uit 2003 dat de Europese Unie helemaal geen christelijke wortels heeft. Hetzelfde geldt voor de sociale bekommernissen van de gemiddelde Europeaan: dat zijn ingebeelde pijntjes, want de Europese Unie heeft amper een sociale dimensie. En de welvaartsangst die door Europa waart? De amechtige economische groei? De afwezige sociale mobiliteit? De sociale dumping? Het vooruitzicht om tegelijkertijd voltijds te werken, permanent te herstructureren, door robotisering en blockchain overbodige beroepen te ontwijken, kinderen op te voeden, zieke ouders bij te staan, kwiek door te gaan tot 67, een huis af te betalen en geld bij elkaar te schrapen om een pensioen aan te vullen dat er niet meer zal zijn? Als we van die details zouden wakker liggen, dan moeten we het zelf weten. Alleen malcontenten maken daar problemen van.)
Kortom, tot daar de theorie van rechtvaardigheid die we sinds John Rawls in toenemende mate hebben nagestreefd. Ja, iedereen moet gelijke kansen hebben. En nee, talent en niet afkomst of rijkdom zouden onze plaats in de samenleving moeten bepalen. En ja, net de zwakkeren in de samenleving moeten profiteren van de welvaartsgroei. Maar wat als de manier waarop we dat trachten te organiseren onvoldoende resultaten oplevert, draagkracht verliest en tot opstandigheid leidt?
Tot daar ook de communicatieve rationaliteit van Jürgen Habermas. Ja, de moderne seculiere maatschappij kan niet meer gebaseerd zijn op religie of een metafysica, en moet haar macht legitimeren door de rechtsstaat. Maar is de enorme toename van het legalisme werkelijk de enige manier om een brug te slaan tussen ‘het systeem’ en de leefwereld van de burgers? Laat staan dat die cohesie vandaag in voldoende mate aanwezig is.
Tot daar ten slotte de manier waarop we aanvaarden dat macht in onze samenleving circuleert. Een transnationale structuur zoals de Europese Unie draait zoals we die met zijn allen decennialang hebben goedgekeurd via ons getrapt democratisch model, waarbij steeds meer democratische macht weglekte naar onrechtstreeks verkozen cenakels en technocratische administraties. De Europese Unie is echter niet in staat om haar macht te mobiliseren om ons voldoende te beschermen. En de nationale parlementen hebben in de loop der jaren zo veel macht afgegeven dat ze zijn verworden tot vergaderruimtes waar eigenlijk niet veel meer op het spel staat. Tussen de beslissingslagen door zitten er gaten, waar een machtsvacuüm ontstaat dat landen, groeperingen en multinationals de kans biedt om de grenzen van het wettelijke op te zoeken of om schurkenstreken te plegen. 

Sterke staat tegen wil en dank

De verhouding tussen recht, politiek en macht klopt vooralsnog in theorie. In de alledaagse werkelijkheid roept ze zeer veel vragen op, veroorzaakt ze onrust en leidt ze nu toch al enkele jaren tot steeds spannender verkiezingsuitslagen. Het is boeiend en noodzakelijk om na te denken over een nieuwe manier om de macht in een democratie te verdelen, bijvoorbeeld door democratisering als een proces te benaderen en door rechtspluralisme te overwegen als leidraad in een complexe en geglobaliseerde samenleving. Maar het lijkt anders uit te draaien. Een niet onaanzienlijk deel van de wereld moet eens goed lachen met onze mensenrechten en universele waarden. En bij verkiezingen stemmen westerlingen eigenlijk in groten getale voor een sterke staat en voor zelfbehoud als basis van het te vernieuwen sociale contract. Zeker na de Amerikaanse presidentsverkiezingen is de toon voor de komende jaren gezet: de globalisering staat op pauze en Thomas Hobbes is terug van weggeweest.
Hobbes is een van die Europese intellectuelen die na de afgrijselijke zestiende eeuw een nieuwe manier zocht om naar de samenleving te kijken. Net zoals Descartes de wetenschap gebruikte om in de oorverdovende stilte na al dat wapengekletter te communiceren met Europese gelijkgestemden. Het sociaal contract dat Hobbes voorstelt, oogt eerder primitief: mensen geven een stuk vrijheid af aan de staat en in ruil zal die staat hen beschermen. Ook heeft Hobbes het expliciet over de hebzucht van de mens die door de staat moet worden beteugeld – een aspect dat eigenlijk wonderwel past bij de narcistische consumenten die wij allen zijn. Maar misschien is dat nu net wat we willen: een goed leven kunnen nastreven zonder de chronische onzekerheid die wordt verspreid door ongebreidelde marktwerking. Een gedeelde cultuur waarin ruimte is voor levensstijlen, overtuigingen en religies. Individualisme met duidelijke grenzen. Een post-liberale samenleving waar vrijheid, tolerantie en bezit worden verdedigd door een sterke staat. De ironie van de geschiedenis is dat de globalisering in het Westen uiteindelijk een halt wordt toegeroepen door een coalitie van kiezers uit middenklasse, arbeiders en kwetsbare burgers, die door de klassieke, antikapitalistische en antiracistische anti-globaliseringsbeweging als een deel van het probleem werden beschouwd.

Kennis verlost niet altijd meer

Een moderne ziener als Marcel Gauchet zou zeggen dat we de antwoorden bezitten, maar niet weten wat de vragen zijn. We hebben wel wat weg van tragische clowns. Als het ons echt tegenzit, steken er ook weer gnostische angstdromen de kop op: dan zijn we slachtoffers van een boosaardig complot. Twee millennia van judeo-christelijk ploeteren, Verlichting en wetenschap incluis, gaan voor de bijl. Daar zijn de bosgeesten weer. Aan zo’n universeel gedeeld gevoel van verwarring is niets nieuws voor wie beseft hoe vaak we het einde van de wereld al hebben afgekondigd. Angst rolde in vroeger tijden echter als een traag onweer over het land. Vandaag wordt het simultaan gedeeld door al wie aan zijn scherm is gekluisterd. Edward Lorenz beschreef in 1961 hoe de vleugels van een vlinder in Brazilië maanden later een tornado in Texas konden veroorzaken. Van maanden is geen sprake meer. Ons vlindereffect vindt onmiddellijk plaats.
Die instabiele wereld van ons wordt beheerst door kennis die, als puntje bij paaltje komt, geen doorslaggevende rol speelt bij onze oordelen. Dankzij de geaccumuleerde technologische kennis slagen we erin de uitwisseling van informatie en onze communicatieve vaardigheden fenomenaal uit te breiden. Maar we gebruiken het toch ook vooral om onnozele filmpjes op YouTube te bekijken en de ene hoax na de andere ernstig te nemen. In ons leven op de sociale media is de grens tussen entertainment en realiteit weggevallen. Kant had makkelijk praten toen hij de Verlichting beschreef als ‘het bevrijden van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuld heeft’. Sapere aude was een leus van de elite oude stijl. Het is bovendien Latijn, een dode taal die, volgens de nieuwe elite, geenszins nog een rol kan spelen in een wereld die steeds sneller draait. Lang geleden onderscheidde de elite zich door geld, macht, kennis en cultuur. Die laatste twee zijn vervangen door een competentie: behendigheid. Innovatie-ondernemer en kleine profeet Peter Hinssen schreef na het sociale bloedbad bij ING: ‘Als wij als land, als maatschappij, als individu niet ultrawendbaar worden om te overleven in de globale veranderingen, halen we het niet. Er zijn geen zekerheden voor de lange termijn meer, en ‘verworven’ rechten zijn helaas een begrip uit de vorige eeuw’.
Een van de pseudozekerheden die alleszins voor de bijl zijn gegaan, is de vermeende band tussen technologische ontwikkeling, wetenschap en liberale democratie. Voor de duidelijkheid: ik gebruik de concepten ‘liberaal’ en ‘liberale democratie’ in de betekenis die C.B. Macpherson eraan gaf, als uitvindingen van James Mill en Jeremy Bentham. Alle hedendaagse klassieke, democratische politieke strekkingen vallen onder het begrip liberaal. De invloed van de vrije markt op de democratie heeft er bovendien voor gezorgd dat we, zelfs al is België een economische provincie van Duitsland, veel Angelsaksischer zijn dan we denken. Uit de Europese reacties op de Brexit en de Amerikaanse verkiezingen blijkt ironisch genoeg dat we een deemoedig stemmend gebrek aan kennis hebben over Groot-Brittannië en vooral over de Verenigde Staten. We delen in elk geval het geloof in vooruitgang als aggregaat van technologische ontwikkeling, wetenschap en liberale democratie. Aan weerskanten van de oceaan is de fantasie van de samenleving lange tijd gevoed door de dynamiek achter de wet van Moore. Als de snelheid van een processor exponentieel toenam, zou ook de vooruitgang doorschieten. Futuroloog Ray Kurzweil veralgemeende de wet van Moore. Volgens Kurzweil is er een versnelling in de versnelling van onze technologische kennis, zodat de vooruitgang van de afgelopen eeuw veel groter is dan we denken. En of er nu wormgaten bestaan of niet, de snelheid van informatie zal zo toenemen dat de mens buiten adem achterblijft, te traag voor de machines (‘non-biologische intelligentie’ in het jargon van Kurzweil). Zodra informatie de snelheid van het licht bereikt, zullen we volgens hem het universum binnen 300 jaar verzadigen met ‘intelligentie’. In de profetie van Kurzweil zullen we het heelal ooit volledig doorgronden en dus ook totaal kunnen manipuleren. Transhumanisten borduren daarop voort en geloven in het dogma van de technologische singulariteit: mensen worden voorbijgestreefd door machines en dus hebben we nieuwe, aangepaste, gepimpte mensen nodig. Dat zullen alleszins niet de medewerkers van ING of AXA zijn.

Vooruitgang in de Aldi

Ook de school waartoe Peter Hinssen behoort, volgt een ‘zon van de gerechtigheid’. Die gaat op waar ondernemerschap de maat aangeeft. In die beleving is geld verdienen een perverse variant op wat Plato beschrijft in de dialoog Timaeus. De demiurg (letterlijk: de handwerksman) gebruikt getallen als onderdeel van de constructie van de kosmos. Uit die getallen kan een toonladder worden gehaald waarmee de ideale afstanden tussen de planeten worden verklankt. Ziehier wat de ultrawendbare nieuwe mens moet doen: de muziek der sferen puren uit de chaotische, immer veranderende wereld. Dit klinkt als Plato in de Aldi. Van een hiërarchisch geordende ideeënleer is er uiteraard geen sprake meer. En de demiurg heeft zijn plaats afgestaan aan ons allen. Wij, moderne mensen, zetten de wereld nu eenmaal graag naar onze hand. Die dadendrang is helemaal niet bijzonder en de verafgoding van de ondernemer al evenmin – en al zeker niet onze onverbeterlijke neiging om platte commerce te verpakken als een hooggestemde daad van vooruitgang en naastenliefde. Onze generatie brengt een variant van dit verhaal. Ook onze apocalyptiek is tweedehands. Het enthousiasme waarmee we moord en brand schreeuwen, heeft in grote mate te maken met de herontdekking van de tragiek. Geluk, welbehagen en welvaart zijn inderdaad nooit verworven rechten geweest.
De natuurfilosofie die Plato uiteenzet in Timaeus is eigenlijk esoterisch. Plato vertelt een verhaal. Hij schrijft geen wetenschappelijk traktaat. De antieke Griekse filosofen hadden een zwak voor de veranderlijke wereld. Net door daarover goed na te denken konden ze zich ontworstelen aan de mythologie. Plato vindt echter geen harde zekerheden wanneer hij die nadenkt over de woestenij rondom ons. Daarom voert hij de demiurg op, de organisator van de chaos. Met dat verhaal verduidelijkt hij de structuur die hij in de wereld vermoedt: alles is een zo scherp mogelijke afspiegeling van de transcendente ideeënwereld.
Peter Hinssen is lang niet de enige of de eerste Plato in de Aldi. Jean-Paul Sartre dronk ook graag pils van Buval. Hij keerde het idealisme van Plato binnenstebuiten en verkocht het resultaat als een wit product voor moderne mensen met aspiraties. Elk individu is uniek en is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en zijn eigen lot. Bij afwezigheid van een transcendente god moet elke mens in zijn absurde bestaan de vrijheid gebruiken om zelf een ethiek op te bouwen. Op zoek naar de zin van het leven appreciëren we een hoge kwaliteit en een lage prijs. De extreme vorm van dat materialisme heeft tot tal van ontsporingen geleid, waarvan de laatste vier decennia een fascinerend voorbeeld zijn. De meest recente ronde van de globalisering kan je op tal van manieren afbakenen. Het partijcongres van de Chinese communisten in 1978, toen Deng de markteconomie omarmde, is een dankbaar begin. Het marxisme als valabel alternatief voor de vrije markt was toen allang failliet. De Chinese staat heeft wel met vlag en wimpel bewezen dat welvaart en vooruitgang helemaal niet hoeven samen te gaan met verkozen parlementen en mensenrechten. En om de cirkel rond te maken wordt de repressieve markteconomie van Xi Jinping belaagd door neo-Maoistisch verzet.
De profeet in Sartre knielde uiteraard voor de RAF, Stalin, Mao en Pol Pot, net omdat hij een volbloed idealist bleef die de muziek der sferen ontwaarde in dictatoriale experimenten die van de mens een middel maakten. De verlossing zat in het bereiken van de nieuwe wereld. Er zit echter geen wormgat in de geschiedenis, vooral omdat de geschiedenis zelf geen exponentiële curve is die je kunt berekenen. De toekomst is ook geen milde voortzetting van het recente verleden. We willen allemaal geld verdienen en een betere toekomst voor onze kinderen verzekeren. De vrijemarkteconomie blijft het beste systeem om dat doel te bereiken. Maar dat zal in de periode die nu is aangebroken niet meer ten koste van alles en iedereen kunnen gebeuren. Het beheer van die ‘globale veranderingen’ waarover Peter Hinssen spreekt, zal politiek kleuren, niet meer uitsluitend technocratisch. En die politiek zal veel meer gestuurd worden door conflicten dan door consensus.

Iedereen antimodern?

Iedereen heeft het genoegen om de tegenstelling tussen Sartre en Plato aan den lijve te ondervinden. De anti-moderniteit is onlosmakelijk verbonden met de moderniteit zelf. In de onovertroffen ideeëngeschiedenis Les anti-modernes toont Antoine Compagnon haarfijn hoe de woelige contestanten van de moderniteit binnen de krijtlijnen opereren van het spel dat dat ze zelf willen saboteren. Roland Barthes situeerde zichzelf bijvoorbeeld ‘à l’arrière-garde de l’avant-garde’. Vandaag ligt de liberale democratie, zoals wij die hebben gekend en beleden, in coma. Wij, de erfgenamen van die universele waarden, zitten aan het ziekbed, ons afvragend hoe we de boedel moeten beheren. De vermaledijde achterhoede heeft immers het voortouw genomen, maar niet helemaal in de betekenis die Roland Barthes eraan gaf. Barthes kondigde in 1968 de dood van de auteur af, waarbij hij de lezer de macht toekende om eigenlijk ongelimiteerd op zoek te gaan naar de betekenis van de literaire tekst. Hetzelfde gebeurt nu met de superstructuur van de burgerlijke cultuur waarin de literatuur zoals we die kennen groot is geworden. De kiezers in het Westen eigenen zich het recht toe om de opdracht van de liberale democratie eigenhandig te interpreteren, los van de autoriteit van partijen, middenveldorganisaties en hun vertegenwoordigers. Dat leidt tot grote ruzies, waardoor het debat de vorm lijkt aan te nemen van een klassenoorlog. ‘Er leven twee volkeren in dezelfde republiek’, schrijft de Franse historica Chantal Delsol.
Behalve kiezers, maken ook intellectuelen elkaar het leven enorm zuur. Een prachtig voorbeeld is de recente publieke ruzie tussen mediëvist Patrick Boucheron en filosoof Alain Finkielkraut. Die laatste wordt door een deel van intellectueel Frankrijk sinds het verschijnen van zijn L’Identité malheureuse totaal verketterd. Finkielkraut is al jarenlang een intens lezer van Charles Péguy en beroept zich vaak op het volgende Péguy-citaat: ‘Il faut toujours dire ce que l’on voit. Surtout il faut toujours, ce qui est plus difficile, voir ce que l’on voit.’ Finkielkraut is een klassieke republikein die in het communautarisme en de Unbildung een levensgrote bedreiging ziet van de Franse samenleving en de Europese liberale waarden. Hij heeft ook, het citaat van Péguy indachtig, als geen ander onder woorden gebracht hoe we Westerse culturele ijkpunten hebben opgegeven om het multiculturalisme mogelijk te maken, waarvan hij de egalitaire pretentie als hol en gevaarlijk ervaart. Een meer politiek-historische schets van die naoorlogse ontwikkeling is te vinden in Le multiculturalisme comme réligion politique van de Canadese socioloog Mathieu Bock-Côté. Zelden is scherper beschreven hoe het failliet van het marxistische denken werd gecompenseerd door de klassenstrijd te vervangen door de strijd tegen racisme. Die ideologische ommezwaai heeft er uiteindelijk mee toe geleid dat verkiezingen in het Westen worden ervaren als referenda voor of tegen ‘het systeem’.
Het is zeker niet zo moeilijk om Finkielkraut belachelijk te maken, omdat hij sinds La défaite de la pensée een iets te ahistorisch beeld geeft van de manier waarop cultuur en cultuuroverdracht andere vormen en betekenissen hebben gekregen. Maar, eens te meer, in zijn overgevoelige en bijwijlen melancholische bespiegelingen, toont hij zich een op en top modern mens, ‘à l’arrière-garde de l’avant-garde’. Mediëvist Patrick Boucheron kapittelt Finkielkraut omwille van diens vermeende ‘déclinisme’. Als historicus specialiseert Boucheron zich in de politieke experimenten van de zestiende eeuw, toen er geestdriftig, maar ook uit noodzaak, gezocht werd naar een manier om de theocratie te vervangen. Een historicus moet volgens Boucheron het verleden blijven lezen om mogelijkheden voor de toekomst open te houden. Het maakt van hem een aandachtige mens die veralgemeningen schuwt, maar net door zijn onderzoek heel dicht bij Finkielkraut staat. Sinds de bloedige zestiende eeuw is de Westerse mens immers fundamenteel onrustig en brandt hem voortdurend de vraag van Montaigne op de lippen: wat weet ik nu eigenlijk?
Finkielkraut en Boucheron acteren een intellectuele broedertwist die ver boven het gewoel van het dagelijkse leven staat, maar tegelijk ook heel duidelijk aangeeft waar het vandaag over gaat. De moeder aller gefilmde broedertwisten is uiteraard het gevecht tussen William F. Buckley en Gore Vidal in de marge van de Republikeinse en Democratische conventies in 1968. De geweldige documentaire Best of Enemies toont hoe de twee mannen tot het uiterste van hun retorische krachten gaan om elkaar af te maken. Vidal, de liberale, homoseksuele aristocraat, spuugt op het gematigde conservatisme van de rooms-katholieke Buckley, oprichter van het opinieblad National Review. Hun verbale oorlog was een van de symbolische startpunten van de beruchte cultural war, een strijd om de definitie van de Amerikaanse identiteit die na de contestatie in de sixties tot diep in de jaren negentig in volle hevigheid woedde. Ethiek, vrijheid en de invulling van liberale waarden vormden toen het twistpunt, veel meer dan de economische angst die vandaag de toekomst van de liberale democratie zal bepalen. Als partijen, middenveldorganisaties en intellectuelen hierin een rol van betekenis willen spelen, zullen ze een manier moeten vinden om een nieuw sociaal contract op te bouwen. Ook de vernieuwing van het sociaal contract is uiteraard een evergreen van de moderniteit, maar deze keer zal het niet echt volstaan om liberale containerbegrippen als flexibiliteit en herverdeling af te stoffen. Niemand kan ongevoelig blijven voor het regelrechte debacle waarin we terecht zijn gekomen dankzij een blind geloof in liberale principes.
Alles is te herdoen.

Dit stuk verscheen eerder in het tijdschrift Streven van januari 2017.

Literatuur
Robert Gordon en Morgan Neville, Best of Enemies, 2015, te bekijken via Itunes of Netflix.
http://www.lemonde.fr/festival/video/2016/09/20/patrick-boucheron-et-alain-finkielkraut-quelle-responsabilite-pour-les-intellectuels_5000783_4415198.html
http://www.college-de-france.fr/site/patrick-boucheron/inaugural-lecture-2015-12-17-18h00.htm
Matthieu Bock-Côté, Le multiculturalisme comme réligion politique, Les éditions du Cerf, 2016.
Antoine Compagnon, Les Antimodernes. De Joseph de Maistre à Roland Barthes, Gallimard, 2005.
Shaun P. Young, Reflections on Rawls. An Assessment of his Legacy, Routledge, 2016. (alleen als ebook)
Chantal Delsol, ‘La victoire de Trump. Reflet de la maladie de la représentation démocratique, in Le Figaro, 10 november 2016.
Peter Hinssen, ‘Digitalisering is maar de eerste schokgolf’, in De Tijd, 11 oktober 2016.

Geen opmerkingen:

Brief aan Pascal Chabot

Beste Pascal Chabot , Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aa...