Verkiezingen in het Westen draaien uit op referenda voor of tegen ‘het systeem’ - zoals de fameuze Knokse 'onderbroekstemmer' uitbeeldde. Zijn we eraan voor de moeite? Of gaan we beter op zoek naar nieuwe vormen voor de liberale democratie? En zijn antimodernen de vijand of vormen ze een wezenlijk onderdeel van een moderniteit die zich steeds weer opnieuw tracht te definiëren? Met interventies van de profeet Maleachi, John Rawls, Jürgen Habermas, Mathieu Bock-Côté, Ray Kurzweil, Antoine Compagnon, Chantal Delsol, Alain Finkiekraut, William F. Buckley en Gore Vidal. Dit stuk uit 2017 had vandaag geschreven kunnen zijn.
Het kan altijd nog erger. Zoals in het boek Maleachi,
het laatste boek van de Kleine Profeten – what’s in a name: ‘Al de hoogmoedigen, al wie boosheid bedrijft, zij
allen worden stoppels, in brand gezet door de dag die gaat komen.’ De grote
breuken van de afgelopen maanden, de Brexit, de mislukking van de
handelsakkoorden, de verkiezing van Donald Trump, werden door sommigen
bestempeld als die fameuze dag, ‘de dag die als een oven brandt’. De profetie
aan Maleachi, waarvan we uiteraard totaal niet weten wie hem heeft geschreven,
is er niets bij. Sinds de vijfde eeuw voor Christus lijkt er in de menselijke
psyche op het eerste gezicht weinig veranderd – behalve uiteraard hier en daar
enkele oppervlakkigheden die we met pillen en therapie bestrijden. Dat geldt
zeker voor de keerzijde van de voorspelling in het boek Maleachi. Want voor wie
de Heer der hemelmachten vreest, gaat de ‘zon van de gerechtigheid op’. Die
belofte klinkt ons, modernen, als muziek in de oren. Je wint er verkiezingen
mee.
Rawls en
Habermas onklaar gemaakt
Wat die
gerechtigheid vandaag voorstelt, is in het slechtste geval een bron van
ergernis en in het beste geval een oplossing op maat. Dat is het ware dilemma
van ‘het systeem’ waartoe wij allen behoren, ook zij die luid van de daken
roepen dat ze tegen zijn. Hoe moeten we gerechtigheid zo organiseren dat we
bereid zijn haar te aanvaarden? We kunnen uiteraard altijd verhuizen naar een
nabije politiestaat: daar komt gerechtigheid uit de loop van een geweer. Dat is
tenminste duidelijk, maar ook wat overdreven. Want zeg nu zelf: echte oorlogen
en misdaden tegen de menselijkheid vinden toch alleen plaats in achterlijke
grensgebieden? Aan die mensen geven we al geld en dekens. Wijzelf hebben
uitsluitend last van milde asymmetrische conflicten, zoals cordiale Chinese
overnemers, goedbedoelde Saoedische bemoeienissen en Russische schenkingen aan
extreemrechts . Er zijn ook echte bomaanslagen, en per ongeluk wordt er weleens
een pastoor gekeeld tijdens de mis, maar het aantal slachtoffers is
verwaarloosbaar in verhouding tot het aantal verkeersdoden. Af en toe komt er
zelfs een bevriend Turks politicus Belgen van Turkse origine aansporen tot
landverraad. Maar met deze brave man hebben we dan ook een waterdicht en
ethisch verantwoord vluchtelingenakkoord, zodat we hem zelfs vergeven dat
Turkije, als enige NAVO-lid, bijna een dictatuur is geworden. (Over het lot van
Oosterse christenen gaan we zwijgen, want als ze nog bestaan, dan is het hun
eigen schuld. Bovendien weten we sinds de mislukte Europese Grondwet uit 2003
dat de Europese Unie helemaal geen christelijke wortels heeft. Hetzelfde geldt
voor de sociale bekommernissen van de gemiddelde Europeaan: dat zijn ingebeelde
pijntjes, want de Europese Unie heeft amper een sociale dimensie. En de
welvaartsangst die door Europa waart? De amechtige economische groei? De
afwezige sociale mobiliteit? De sociale dumping? Het vooruitzicht om
tegelijkertijd voltijds te werken, permanent te herstructureren, door
robotisering en blockchain overbodige beroepen te ontwijken, kinderen op te
voeden, zieke ouders bij te staan, kwiek door te gaan tot 67, een huis af te
betalen en geld bij elkaar te schrapen om een pensioen aan te vullen dat er
niet meer zal zijn? Als we van die details zouden wakker liggen, dan moeten we
het zelf weten. Alleen malcontenten maken daar problemen van.)
Kortom,
tot daar de theorie van rechtvaardigheid die we sinds John Rawls in toenemende mate
hebben nagestreefd. Ja, iedereen moet gelijke kansen hebben. En nee, talent en
niet afkomst of rijkdom zouden onze plaats in de samenleving moeten bepalen. En
ja, net de zwakkeren in de samenleving moeten profiteren van de welvaartsgroei.
Maar wat als de manier waarop we dat trachten te organiseren onvoldoende
resultaten oplevert, draagkracht verliest en tot opstandigheid leidt?
Tot daar
ook de communicatieve rationaliteit van Jürgen Habermas. Ja, de moderne
seculiere maatschappij kan niet meer gebaseerd zijn op religie of een
metafysica, en moet haar macht legitimeren door de rechtsstaat. Maar is de
enorme toename van het legalisme werkelijk de enige manier om een brug te slaan
tussen ‘het systeem’ en de leefwereld van de burgers? Laat staan dat die cohesie
vandaag in voldoende mate aanwezig is.
Tot daar
ten slotte de manier waarop we aanvaarden dat macht in onze samenleving
circuleert. Een transnationale structuur zoals de Europese Unie draait zoals we
die met zijn allen decennialang hebben goedgekeurd via ons getrapt democratisch
model, waarbij steeds meer democratische macht weglekte naar onrechtstreeks verkozen
cenakels en technocratische administraties. De Europese Unie is echter niet in
staat om haar macht te mobiliseren om ons voldoende te beschermen. En de
nationale parlementen hebben in de loop der jaren zo veel macht afgegeven dat
ze zijn verworden tot vergaderruimtes waar eigenlijk niet veel meer op het spel
staat. Tussen de beslissingslagen door zitten er gaten, waar een machtsvacuüm
ontstaat dat landen, groeperingen en multinationals de kans biedt om de grenzen
van het wettelijke op te zoeken of om schurkenstreken te plegen.
Sterke
staat tegen wil en dank
De
verhouding tussen recht, politiek en macht klopt vooralsnog in theorie. In de
alledaagse werkelijkheid roept ze zeer veel vragen op, veroorzaakt ze onrust en
leidt ze nu toch al enkele jaren tot steeds spannender verkiezingsuitslagen. Het
is boeiend en noodzakelijk om na te denken over een nieuwe manier om de macht
in een democratie te verdelen, bijvoorbeeld door democratisering als een proces
te benaderen en door rechtspluralisme te overwegen als leidraad in een complexe
en geglobaliseerde samenleving. Maar het lijkt anders uit te draaien. Een niet
onaanzienlijk deel van de wereld moet eens goed lachen met onze mensenrechten
en universele waarden. En bij verkiezingen stemmen westerlingen eigenlijk in
groten getale voor een sterke staat en voor zelfbehoud als basis van het te
vernieuwen sociale contract. Zeker na de Amerikaanse presidentsverkiezingen is
de toon voor de komende jaren gezet: de globalisering staat op pauze en Thomas
Hobbes is terug van weggeweest.
Hobbes is
een van die Europese intellectuelen die na de afgrijselijke zestiende eeuw een
nieuwe manier zocht om naar de samenleving te kijken. Net zoals Descartes de
wetenschap gebruikte om in de oorverdovende stilte na al dat wapengekletter te
communiceren met Europese gelijkgestemden. Het sociaal contract dat Hobbes
voorstelt, oogt eerder primitief: mensen geven een stuk vrijheid af aan de
staat en in ruil zal die staat hen beschermen. Ook heeft Hobbes het expliciet
over de hebzucht van de mens die door de staat moet worden beteugeld – een
aspect dat eigenlijk wonderwel past bij de narcistische consumenten die wij
allen zijn. Maar misschien is dat nu net wat we willen: een goed leven kunnen nastreven
zonder de chronische onzekerheid die wordt verspreid door ongebreidelde
marktwerking. Een gedeelde cultuur waarin ruimte is voor levensstijlen,
overtuigingen en religies. Individualisme met duidelijke grenzen. Een
post-liberale samenleving waar vrijheid, tolerantie en bezit worden verdedigd
door een sterke staat. De ironie van de geschiedenis is dat de globalisering in het Westen
uiteindelijk een halt wordt toegeroepen door een coalitie van kiezers uit
middenklasse, arbeiders en kwetsbare burgers, die door de klassieke,
antikapitalistische en antiracistische anti-globaliseringsbeweging als een deel
van het probleem werden beschouwd.
Kennis
verlost niet altijd meer
Een moderne ziener als Marcel Gauchet zou zeggen dat we
de antwoorden bezitten, maar niet weten wat de vragen zijn. We hebben wel wat
weg van tragische clowns. Als het ons echt tegenzit, steken er ook weer
gnostische angstdromen de kop op: dan zijn we slachtoffers van een boosaardig
complot. Twee millennia van judeo-christelijk ploeteren, Verlichting en wetenschap
incluis, gaan voor de bijl. Daar zijn de bosgeesten weer. Aan zo’n universeel
gedeeld gevoel van verwarring is niets nieuws voor wie beseft hoe vaak we het
einde van de wereld al hebben afgekondigd. Angst rolde in vroeger tijden echter
als een traag onweer over het land. Vandaag wordt het simultaan gedeeld door al
wie aan zijn scherm is gekluisterd. Edward Lorenz beschreef in 1961 hoe de
vleugels van een vlinder in Brazilië maanden later een tornado in Texas konden
veroorzaken. Van maanden is geen sprake meer. Ons vlindereffect vindt
onmiddellijk plaats.
Die
instabiele wereld van ons wordt beheerst door kennis die, als puntje bij
paaltje komt, geen doorslaggevende rol speelt bij onze oordelen. Dankzij de
geaccumuleerde technologische kennis slagen we erin de uitwisseling van
informatie en onze communicatieve vaardigheden fenomenaal uit te breiden. Maar
we gebruiken het toch ook vooral om onnozele filmpjes op YouTube te bekijken en
de ene hoax na de andere ernstig te nemen. In ons leven op de sociale media is
de grens tussen entertainment en realiteit weggevallen. Kant had makkelijk
praten toen hij de Verlichting beschreef als ‘het bevrijden van de mens uit
zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuld heeft’. Sapere aude was een leus van de elite oude stijl. Het is
bovendien Latijn, een dode taal die, volgens de nieuwe elite, geenszins nog een
rol kan spelen in een wereld die steeds sneller draait. Lang geleden
onderscheidde de elite zich door geld, macht, kennis en cultuur. Die laatste twee zijn vervangen door een
competentie: behendigheid. Innovatie-ondernemer en kleine profeet Peter Hinssen
schreef na het sociale bloedbad bij ING: ‘Als wij als land, als
maatschappij, als individu niet ultrawendbaar worden om te overleven in de
globale veranderingen, halen we het niet. Er zijn geen zekerheden voor de lange
termijn meer, en ‘verworven’ rechten zijn helaas een begrip uit de vorige eeuw’.
Een van de
pseudozekerheden die alleszins voor de bijl zijn gegaan, is de vermeende band
tussen technologische ontwikkeling, wetenschap en liberale democratie. Voor de duidelijkheid: ik gebruik de concepten ‘liberaal’
en ‘liberale democratie’ in de betekenis die C.B. Macpherson eraan gaf, als
uitvindingen van James Mill en Jeremy Bentham. Alle hedendaagse klassieke,
democratische politieke strekkingen vallen onder het begrip liberaal. De
invloed van de vrije markt op de democratie heeft er bovendien voor gezorgd dat
we, zelfs al is België een economische provincie van Duitsland, veel Angelsaksischer
zijn dan we denken. Uit de Europese reacties op de Brexit en de Amerikaanse
verkiezingen blijkt ironisch genoeg dat we een deemoedig stemmend gebrek aan
kennis hebben over Groot-Brittannië en vooral over de Verenigde Staten. We
delen in elk geval het geloof in vooruitgang als aggregaat van technologische ontwikkeling,
wetenschap en liberale democratie. Aan weerskanten van de oceaan is de fantasie
van de samenleving lange tijd gevoed door de dynamiek achter de wet van Moore.
Als de snelheid van een processor exponentieel toenam, zou ook de vooruitgang doorschieten.
Futuroloog Ray Kurzweil veralgemeende de wet van Moore. Volgens Kurzweil is er
een versnelling in de versnelling van onze technologische kennis, zodat de
vooruitgang van de afgelopen eeuw veel groter is dan we denken. En of er nu
wormgaten bestaan of niet, de snelheid van informatie zal zo toenemen dat de
mens buiten adem achterblijft, te traag voor de machines (‘non-biologische
intelligentie’ in het jargon van Kurzweil). Zodra informatie de snelheid van
het licht bereikt, zullen we volgens hem het universum binnen 300 jaar
verzadigen met ‘intelligentie’. In de profetie van Kurzweil zullen we het
heelal ooit volledig doorgronden en dus ook totaal kunnen manipuleren.
Transhumanisten borduren daarop voort en geloven in het dogma van de
technologische singulariteit: mensen worden voorbijgestreefd door machines en
dus hebben we nieuwe, aangepaste, gepimpte
mensen nodig. Dat zullen alleszins niet de medewerkers van ING of AXA zijn.
Vooruitgang
in de Aldi
Ook de
school waartoe Peter Hinssen behoort, volgt een ‘zon van de gerechtigheid’. Die
gaat op waar ondernemerschap de maat aangeeft. In die beleving is geld
verdienen een perverse variant op wat Plato beschrijft in de dialoog Timaeus. De demiurg (letterlijk: de
handwerksman) gebruikt getallen als onderdeel van de constructie van de kosmos.
Uit die getallen kan een toonladder worden gehaald waarmee de ideale afstanden
tussen de planeten worden verklankt. Ziehier wat de ultrawendbare nieuwe mens
moet doen: de muziek der sferen puren uit de chaotische, immer veranderende
wereld. Dit klinkt als Plato in de Aldi. Van een hiërarchisch geordende
ideeënleer is er uiteraard geen sprake meer. En de demiurg heeft zijn plaats
afgestaan aan ons allen. Wij, moderne mensen, zetten de wereld nu eenmaal graag
naar onze hand. Die dadendrang is helemaal niet bijzonder en de verafgoding van
de ondernemer al evenmin – en al zeker niet onze onverbeterlijke neiging om
platte commerce te verpakken als een hooggestemde
daad van vooruitgang en naastenliefde. Onze generatie brengt een variant van
dit verhaal. Ook onze apocalyptiek is tweedehands. Het enthousiasme waarmee we
moord en brand schreeuwen, heeft in grote mate te maken met de herontdekking
van de tragiek. Geluk, welbehagen en welvaart zijn inderdaad nooit verworven
rechten geweest.
De
natuurfilosofie die Plato uiteenzet in Timaeus
is eigenlijk esoterisch. Plato vertelt een verhaal. Hij schrijft geen
wetenschappelijk traktaat. De antieke Griekse filosofen hadden een zwak voor de
veranderlijke wereld. Net door daarover goed na te denken konden ze zich
ontworstelen aan de mythologie. Plato vindt echter geen harde zekerheden
wanneer hij die nadenkt over de woestenij rondom ons. Daarom voert hij de
demiurg op, de organisator van de chaos. Met dat verhaal verduidelijkt hij de
structuur die hij in de wereld vermoedt: alles is een zo scherp mogelijke
afspiegeling van de transcendente ideeënwereld.
Peter Hinssen
is lang niet de enige of de eerste Plato in de Aldi. Jean-Paul Sartre dronk ook
graag pils van Buval. Hij keerde het idealisme van Plato binnenstebuiten en
verkocht het resultaat als een wit product voor moderne mensen met aspiraties.
Elk individu is uniek en is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en zijn
eigen lot. Bij afwezigheid van een transcendente god moet elke mens in zijn
absurde bestaan de vrijheid gebruiken om zelf een ethiek op te bouwen. Op zoek
naar de zin van het leven appreciëren we een hoge kwaliteit en een lage prijs.
De extreme vorm van dat materialisme heeft tot tal van ontsporingen geleid,
waarvan de laatste vier decennia een fascinerend voorbeeld zijn. De meest
recente ronde van de globalisering kan je op tal van manieren afbakenen. Het
partijcongres van de Chinese communisten in 1978, toen Deng de markteconomie
omarmde, is een dankbaar begin. Het marxisme als valabel alternatief voor de
vrije markt was toen allang failliet. De Chinese staat heeft wel met vlag en
wimpel bewezen dat welvaart en vooruitgang helemaal niet hoeven samen te gaan
met verkozen parlementen en mensenrechten. En om de cirkel rond te maken wordt
de repressieve markteconomie van Xi Jinping belaagd door neo-Maoistisch verzet.
De profeet
in Sartre knielde uiteraard voor de RAF, Stalin, Mao en Pol Pot, net omdat hij
een volbloed idealist bleef die de muziek der sferen ontwaarde in dictatoriale
experimenten die van de mens een middel maakten. De verlossing zat in het
bereiken van de nieuwe wereld. Er zit echter geen wormgat in de geschiedenis,
vooral omdat de geschiedenis zelf geen exponentiële curve is die je kunt
berekenen. De toekomst is ook geen milde voortzetting van het recente verleden.
We willen allemaal geld verdienen en een betere toekomst voor onze kinderen
verzekeren. De vrijemarkteconomie blijft het beste systeem om dat doel te
bereiken. Maar dat zal in de periode die nu is aangebroken niet meer ten koste
van alles en iedereen kunnen gebeuren. Het beheer van die ‘globale
veranderingen’ waarover Peter Hinssen spreekt, zal politiek kleuren, niet meer
uitsluitend technocratisch. En die politiek zal veel meer gestuurd worden door
conflicten dan door consensus.
Iedereen
antimodern?
Iedereen
heeft het genoegen om de tegenstelling tussen Sartre en Plato aan den lijve te
ondervinden. De anti-moderniteit is onlosmakelijk verbonden met de moderniteit
zelf. In de onovertroffen ideeëngeschiedenis Les anti-modernes toont Antoine Compagnon haarfijn hoe de woelige contestanten
van de moderniteit binnen de krijtlijnen opereren van het spel dat dat ze zelf
willen saboteren. Roland Barthes situeerde zichzelf bijvoorbeeld ‘à l’arrière-garde de l’avant-garde’.
Vandaag ligt de liberale democratie,
zoals wij die hebben gekend en beleden, in coma. Wij, de erfgenamen van die
universele waarden, zitten aan het ziekbed, ons afvragend hoe we de boedel
moeten beheren. De vermaledijde achterhoede heeft immers het voortouw genomen,
maar niet helemaal in de betekenis die Roland Barthes eraan gaf. Barthes
kondigde in 1968 de dood van de auteur af, waarbij hij de lezer de macht
toekende om eigenlijk ongelimiteerd op zoek te gaan naar de betekenis van de
literaire tekst. Hetzelfde gebeurt nu met de superstructuur van de burgerlijke
cultuur waarin de literatuur zoals we die kennen groot is geworden. De kiezers
in het Westen eigenen zich het recht toe om de opdracht van de liberale
democratie eigenhandig te interpreteren, los van de autoriteit van partijen,
middenveldorganisaties en hun vertegenwoordigers. Dat leidt tot grote ruzies,
waardoor het debat de vorm lijkt aan te nemen van een klassenoorlog. ‘Er leven
twee volkeren in dezelfde republiek’, schrijft de Franse historica Chantal
Delsol.
Behalve
kiezers, maken ook intellectuelen elkaar het leven enorm zuur. Een prachtig
voorbeeld is de recente publieke ruzie tussen mediëvist Patrick Boucheron en
filosoof Alain Finkielkraut. Die laatste wordt door een deel van intellectueel
Frankrijk sinds het verschijnen van zijn L’Identité
malheureuse totaal verketterd. Finkielkraut is al jarenlang een intens
lezer van Charles Péguy en beroept zich vaak op het volgende Péguy-citaat: ‘Il faut toujours dire ce que l’on
voit. Surtout il faut toujours, ce qui est plus difficile,
voir ce que l’on voit.’ Finkielkraut is een klassieke republikein die in het
communautarisme en de Unbildung een
levensgrote bedreiging ziet van de Franse samenleving en de Europese liberale
waarden. Hij heeft ook, het citaat van Péguy indachtig, als geen ander onder
woorden gebracht hoe we Westerse culturele ijkpunten hebben opgegeven om het
multiculturalisme mogelijk te maken, waarvan hij de egalitaire pretentie als
hol en gevaarlijk ervaart. Een meer politiek-historische schets van die naoorlogse
ontwikkeling is te vinden in Le
multiculturalisme comme réligion politique van de Canadese socioloog
Mathieu Bock-Côté. Zelden is scherper beschreven hoe het failliet van het
marxistische denken werd gecompenseerd door de klassenstrijd te vervangen door
de strijd tegen racisme. Die ideologische ommezwaai heeft er uiteindelijk mee
toe geleid dat verkiezingen in het Westen worden ervaren als referenda voor of
tegen ‘het systeem’.
Het is zeker niet zo
moeilijk om Finkielkraut belachelijk te maken, omdat hij sinds La défaite de la pensée een iets te
ahistorisch beeld geeft van de manier waarop cultuur en cultuuroverdracht
andere vormen en betekenissen hebben gekregen. Maar, eens te meer, in zijn
overgevoelige en bijwijlen melancholische bespiegelingen, toont hij zich een op
en top modern mens, ‘à l’arrière-garde de l’avant-garde’. Mediëvist Patrick Boucheron kapittelt Finkielkraut
omwille van diens vermeende ‘déclinisme’. Als historicus specialiseert Boucheron zich in de
politieke experimenten van de zestiende eeuw, toen er geestdriftig, maar ook
uit noodzaak, gezocht werd naar een manier om de theocratie te vervangen. Een
historicus moet volgens Boucheron het verleden blijven lezen om mogelijkheden
voor de toekomst open te houden. Het maakt van hem een aandachtige mens die veralgemeningen
schuwt, maar net door zijn onderzoek heel dicht bij Finkielkraut staat. Sinds
de bloedige zestiende eeuw is de Westerse mens immers fundamenteel onrustig en
brandt hem voortdurend de vraag van Montaigne op de lippen: wat weet ik nu
eigenlijk?
Finkielkraut en Boucheron
acteren een intellectuele broedertwist die ver boven het gewoel van het
dagelijkse leven staat, maar tegelijk ook heel duidelijk aangeeft waar het
vandaag over gaat. De moeder aller gefilmde broedertwisten is uiteraard het
gevecht tussen William F. Buckley en Gore Vidal in de marge van de
Republikeinse en Democratische conventies in 1968. De geweldige documentaire Best of Enemies toont hoe de twee mannen
tot het uiterste van hun retorische krachten gaan om elkaar af te maken. Vidal,
de liberale, homoseksuele aristocraat, spuugt op het gematigde conservatisme
van de rooms-katholieke Buckley, oprichter van het opinieblad National Review. Hun verbale oorlog was
een van de symbolische startpunten van de beruchte cultural war, een strijd om de definitie van de Amerikaanse
identiteit die na de contestatie in de sixties tot diep in de jaren negentig in
volle hevigheid woedde. Ethiek, vrijheid en de invulling van liberale waarden
vormden toen het twistpunt, veel meer dan de economische angst die vandaag de
toekomst van de liberale democratie zal bepalen. Als partijen,
middenveldorganisaties en intellectuelen hierin een rol van betekenis willen spelen,
zullen ze een manier moeten vinden om een nieuw sociaal contract op te bouwen.
Ook de vernieuwing van het sociaal contract is uiteraard een evergreen van de moderniteit, maar deze keer zal het niet echt
volstaan om liberale containerbegrippen als flexibiliteit en herverdeling af te
stoffen. Niemand kan ongevoelig blijven voor het regelrechte debacle waarin we
terecht zijn gekomen dankzij een blind geloof in liberale principes.
Literatuur
Robert
Gordon en Morgan Neville, Best of Enemies,
2015, te bekijken via Itunes of Netflix.
http://www.lemonde.fr/festival/video/2016/09/20/patrick-boucheron-et-alain-finkielkraut-quelle-responsabilite-pour-les-intellectuels_5000783_4415198.html
http://www.college-de-france.fr/site/patrick-boucheron/inaugural-lecture-2015-12-17-18h00.htm
Matthieu
Bock-Côté, Le multiculturalisme comme
réligion politique, Les éditions du Cerf, 2016.
Antoine
Compagnon, Les Antimodernes. De Joseph de Maistre à Roland Barthes, Gallimard,
2005.
Shaun P. Young, Reflections on Rawls. An Assessment of his
Legacy, Routledge, 2016. (alleen als ebook)
Chantal Delsol, ‘La
victoire de Trump. Reflet de la
maladie de la représentation démocratique’, in Le Figaro, 10 november 2016.
Peter Hinssen, ‘Digitalisering is maar de eerste
schokgolf’, in De Tijd, 11 oktober
2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten